Pleidooi voor het koesteren van een milde objectivering
In “De terugkeer van het seksisme” (DM, 8/3/14) klaagt Bart Eeckhout aan hoe, onder het mom van een licht ironische toon, vrouwen nog steeds op seksistische wijze op hun uiterlijk worden afgerekend. De ironie is bovendien dat, als zij al zouden protesteren tegen die opmerkingen, ze daarbovenop ook nog snel als zuur of dom, of allebei, zouden bestempeld worden. Letterlijk vraagt de auteur in verband met Liesbeth Homans: “Hoe antwoord je ook beleefd op aanhoudend vernederende vragen over je mondhoeken, over onflatteuze foto’s of over je imago van ‘harde tante’?”
Toch zou ik graag, bij deze vrouwendag, ervoor willen verwittigen dat vrouwen ook enorm veel te verliezen hebben bij het opruimen van objectiverende interacties uit de sociale ruimte. De ironie is eigenlijk dat het vrouwen zijn die het eerste en het meest zullen lijden als de sociale ruimte werkelijk systematisch wordt geneutraliseerd en de talige interacties nauwlettend worden opgeruimd. Uiteraard zijn er maten en gewichten, dat is onbetwistbaar en transgressie dient aangeklaagd en bestraft te worden. Maar het lijkt me belangrijk, in deze tijden van strengere zeden, te duiden dat als halfnaakte vrouwen op reclamepanelen en in weekbladen mogen, dat als er ruimte is voor een zekere man-vrouw speelsheid in het sociale verkeer, dit ook de vrijheid schept voor vrouwen om onbezorgd in een kort rokje, in een gedecolleteerd bloesje of in hoge hakken rond te lopen. Het opkuisen van de sociale omgang verstrakt de man-vrouw sfeer en zal in eerste instantie op logische wijze leiden tot vrij onschuldige vragen zoals “moet dat gedecolleteerd bloesje nu echt?” en tot het aanprijzen van het zo verraderlijke idee van “functioneel bloot” (alleen als het functioneel is, mag bloot). De structurele logica van die evolutie is onvermijdelijk een beperking van vrijheden voor vrouwen, ter hoogte van hun kledij en hun sociale voorkomen eerst, en ter hoogte van hun zeden tenslotte. De beschaving die we nu hebben is een kwetsbaar evenwicht, wellicht wordt het niet snel ooit nog zo goed. Het verstrakken van de man-vrouw mores is in de geschiedenis steeds gepaard gegaan met een veel cynischer, veel meer verborgen, veelal veel fysischer geweld jegens vrouwen. Laten we een milde vorm van objectivering koesteren, beste dames, want het is onze beste bondgenoot.
Als ik wat stouter zou zijn: vrouwen hoeven niet beschermd te worden, dankuwel. Man-vrouw opmerkingen zijn seksistisch als ze tot één richting beperkt worden, in casu van mannen naar vrouwen toe. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Vrouwen kunnen van antwoord dienen, en dan wordt het seksisme plots een man-vrouw spel. Neem het voorval van Kamerlid Katrien Partyka, die omdat ze gehurkt zat, van toenmalig parlementsvoorzitter Patrick Dewael te horen kreeg dat ze die houding “best voor een andere gelegenheid bewaarde”. Een straffe opmerking, ongetwijfeld, maar ook een open doel voor Partyka om Dewael flink in de verlegenheid te brengen, door terug te slaan met: “daar ben jij blijkbaar over aan het fantaseren” – wat daarenboven moeijik ontkenbaar was. Liesbeth Homans had het bijna nog makkelijker. Als men haar op haar neerhangde mondhoeken aanspreekt, kon ze terugkaatsen met: “bij mij zijn het de mondhoeken”. Een scherp antwoord, maar niet minder dan de gegeven aanzet, en ik heb er het volste vertrouwen in dat mannen, als ze in staat zijn eerst te schieten, ook wel de terugkaatsende bal zullen kunnen opvangen. In plaats van vrouwen (of mannen) te beschermen, met het gevaar een rigide, zeer gespannen sociale ruimte te organiseren, kan men hen ook niet het krediet verlenen dat ze wel van antwoord kunnen dienen?