27.04.23, Bazan, A., Een sleutel voor meer sociaal welzijn. Column. De Standaard.
résumé en Français en bas du texte en Néerlandais
Medische diagnoses geven mensen soms een nieuwe sociale identiteit, maar dat leidt niet altijd tot een effectieve behandeling, stelt Ariane Bazan. Haar advies? Verkwikkend en niet verklittend werken. Dat komt ook kwetsbare groepen ten goede.
Je kunt mentale ontreddering volgens twee tegengestelde logica’s behandelen. De eerste is grotendeels medisch: er bestaat een groot aantal diagnoses, zoals depressie, burn-out, borderline, hoogsensitiviteit … We veronderstellen dat elk van die ziektes het gevolg is van een eigen oorzakelijke keten en we willen de defecten binnen die keten detecteren en herstellen. Hulpverleners worden gevormd om de ziektebeelden te herkennen en een juiste diagnose te stellen. Mensen zijn vaak blij met een diagnose, want zo komt er (eindelijk) erkenning voor hun ontreddering. Maar met die diagnose komt vaak ook teleurstelling, want veelal ontbreekt een specifieke behandeling die tot opluchting leidt.
Dat is niet het enige probleem. Het ziektebeeld, de naam van de diagnose, wordt vaak als een identiteit gehanteerd: ik ben depressief, borderliner, hoogsensitief … Omdat er andere mensen zijn met dezelfde identiteit, kunnen we samen groepen vormen die eisen stellen, zoals aangepaste hulpverlening, scholing of werkomstandigheden. De diagnostische aanpak heeft een soort veralgemeend verstijvingseffect, waarbij we gaan samenklitten ter hoogte van diagnoses, die we als sociale identiteiten aanwenden.
Dat samenklitten biedt voordelen: het sociale gewicht van de groep verdubbelt met de medische rechtvaardiging voor de specifieke hulp en aandacht. Maar voor de overheid kan dat soort logica alleen maar tot het failliet leiden. Zodra je die weg inslaat, word je genadeloos verlieslatend: er kan om budgettaire redenen nooit genoeg geld vrijgemaakt worden voor die sociale aanpassingen, waardoor je onvermijdelijk de boeman bent die de kwetsbaarste mensen in de kou laat.
In de andere aanpak is het basisidee dat mentale ontreddering niet zozeer met specifieke defecten of afwijkingen te maken heeft, maar dat alle mensen eigenlijk dezelfde pijn hebben. Ze uiten die wel op zeer verschillende manieren, maar het onbehagen komt misschien neer op twee soorten van pijn. De eerste is die van het zijn: wie ben ik, waarom ben ik hier, wat is mijn plaats op deze wereld, hoe zien anderen mij? Mag ik hier zijn, heb ik het recht om plaats in te nemen, om kwaad of triest te zijn? Doet wie ik ben er uiteindelijk toe?
De andere pijn is die van de liefde: ben ik iemand om van te houden, zal er ooit iemand van me houden van wie ik ook hou? Hoe verschijn ik in de liefde? Zien de anderen me graag en waarom (niet)? Wie zijn de mensen van wie ik hou en waarom? Als we het gevoel hebben dat we steeds opnieuw dezelfde mislukkingen oplopen en dat dat lot onafwendbaar lijkt, voelen we ons verpletterd. We worden hopeloos en denken soms dat ‘dit leven niet voor ons gemaakt is’.
Als een hulpverlener geduldig luistert en verstandig doorvraagt naar het fijnkorrelige verhaal, verschijnen snel logische verbanden tussen vroeger en nu. ‘Mijn ouders hadden het heel kwaad samen, en toen ze uiteengingen, heb ik me erg schuldig gevoeld. Om aan de folterende schuldgevoelens te ontsnappen ben ik me in verslavingen of spelletjes of gewoon in mezelf gaan opsluiten. Mensen denken dat ik niets kan voelen, maar eigenlijk voel ik te veel.’ of: ‘Mijn ouders waren koud of kwetsend tegen me en in een poging om de oude vloek te ontkrachten, val ik nu steeds weer op kwetsende partners, en kom ik er nog erger uit.’
Fijnmazig luisteren geeft mensen zicht op de koers van hun leven, waardoor ze automatisch actiever aan het stuur gaan staan. Niet zelden is het een werk van lange adem, waarbij de hulpverlener de verzekering geeft van zijn onvoorwaardelijke aanwezigheid en investering. Maar het heeft wel het tegenovergestelde effect van de medische aanpak: mensen zien hun eigen rol in wat hen overkomt en worden weerbaarder. Dat werkt emanciperend en maakt ons ook beschikbaarder en attenter voor partners, kinderen en ouders.
In plaats van samen te klitten en middelen voor de eigen groep te vragen, verschijnen zo veel hulptherapeuten met draagkracht voor zichzelf, en daarna ook voor anderen. De vicieuze cirkel wordt doorbroken – misschien gaat hij zelfs in de omgekeerde richting: van aandachtvragend worden mensen aandachtgevend. Wie weet, misschien is ook dat een sleutel, niet alleen voor een betere mentale volksgezondheid, maar ook voor een groter sociaal welzijn.
Als mentale hulpverlening verkwikkend en niet verklittend werkt, dan komt er misschien maatschappelijk meer ruimte om te zorgen voor elkaar. Ook voor al die kwetsbare groepen in onze omgeving – baby’s, kinderen, jongeren, ouderen – die de jongste weken zo onwaarschijnlijk schrijnend in het nieuws zijn gekomen.
Une clé pour un plus grand bien-être social. Il y a deux grandes façons d’organiser la prise en charge mentale. La première est d’ordre médicale et cherche à détecter les défauts et déficits à l’origine du mal. Elle a tendance à identifier le sujet avec son diagnostic et à rigidifier le public, qui trouve aussi dans ce diagnostic une bannière pour se regrouper et exiger des moyens pour une aide sociale adaptée à tous les niveaux, diagnostic, thérapie, école, travail etc. C’est une approche inévitablement perdante pour les pouvoirs publics, car il n’en fera structurellement jamais assez. La seconde part de l’idée que tous nous souffrons des mêmes maux, d’une part ceux, de l’existence et de l’autre, ceux de l’amour. La prise en charge est singulière et a tendance à mobiliser le sujet pour gouverner sa propre vie. Le plus souvent les sujets ne font pas que se prendre en main mais sont aussi plus disponibles pour leurs proches, partenaires, enfants, parents. Ainsi, il peut aussi s’agir d’une clé pur un plus grand bien-être social.