Hoe meer labels je op psychische klachten kleeft, hoe meer psychisch ‘zieken’ je krijgt

Donderdag 7 november 2024 om 03:00

De psychische gezondheidszorg bevat een constructiefout, ze focust te veel op diagnoses, schrijft Ariane Bazan. Dat leidt tot ‘mode-effecten’, zelfs epidemieën van psychische aandoeningen. We moeten dringend van model veranderen.
In de Pano-reportage ‘De jacht op labels’ wordt de ”goede” aanpak van psychische diagnose, met multidisciplinair overleg en verschillende ontmoetingsmomenten, vergeleken met een ‘minder goede’ aanpak op basis van minder, soms betwijfelbare informatie. Boeiend is dat die goede manier niet uitmondt in een diagnose. De patiënt krijgt een plaats op een curve, die de spontane variatie van ‘ADHD-intensiteit’ in de bevolking in kaart brengt. De diagnose ADHD is dan niet meer dan een afwijking van het gemiddelde. Hoe groot die afwijking moet zijn, hangt af van waar we de cursor plaatsen, en die bepaling is onduidelijk. De ADHD-scores van de patiënt in de reportage zijn niet hoog genoeg voor een ADHD-diagnose, maar hij krijgt ook niet te horen dat hij geen ADHD heeft. De commentator zegt dat er bij hem “vooralsnog geen diagnose komt”.
Het is een complex traject, dat tijd en middelen vergt. Maar als we mentaal lijden even ernstig nemen als een lichamelijke ziekte – als kanker bijvoorbeeld – dan is die investering gerechtvaardigd. We mogen niet laatdunkend doen over de nood aan een gedragen, zorgvuldig, multidisciplinair psychodiagnostisch proces. Alle specialisten zijn dan ook van mening dat er geld moet komen, zodat een goede, toegankelijke en snelle diag­nose mogelijk wordt voor iedereen.
Of niet?
Een kankerdiagnose leidt uiteindelijk tot een veel duidelijker antwoord. Het zou vreemd zijn mocht een expert – zoals voor ADHD of voor autisme – iets besluiten in de aard van: “U hebt een beetje kanker, zoals iedereen, maar we stellen geen diagnose.” Uiteraard lopen we in dit tijdsgewricht allemaal een verhoogd risico op kanker. Toch zal een arts na een uitgebreid onderzoek niet oordelen dat de ene “zoveel kanker” heeft dat die de diagnose krijgt, en dat de andere vooralsnog “te weinig kanker” heeft om de diagnose te krijgen. De parallel met medische diagnose gaat dus niet op.
De psychische diagnose hangt af van de cursor, en die is niet gebaseerd op onafhankelijke biologische parameters zoals bij kanker. Precies daarom kun je verwachten dat meer geld stoppen in het huidige systeem zal uitmonden in een toename van de vraag. Stel dat er meer budget komt, en daardoor ook meer zorg voor ADHD en autisme, waarom zouden mensen, die toch al “een beetje” ADHD of autisme hebben, maar net niet genoeg voor de diagnose, zich dan niet aandienen voor die zorg? Waarom zouden de mensen die enkele procenten onder die arbitraire cursor liggen, niet van dezelfde rechten kunnen genieten? En als de grens opschuift, denken we dan echt dat we dan niet met zijn allen mee zullen opschuiven?
Politici moeten beseffen dat er een constructiefout zit in een zorgsysteem dat mentale ‘ziektes’ op dezelfde manier behandelt als medisch lichame­lijke ziektes, maar zonder de objec­tieve indicatoren. Meer geld in een systeem met een constructiefout, kan dus de problemen groter maken: een groter aanbod aan voorzieningen zal de vraag aanzwengelen, omdat meer mensen hun recht op zorg zullen op­eisen, en dat zal dan weer leiden tot langere wachtlijsten en meer ongenoegen. Daardoor zullen ook meer mensen hun toevlucht zoeken in een parallel, betwistbaar circuit om alsnog een diagnostisch antwoord te krijgen.
Mentale pijn is niet op dezelfde manier een ‘ziekte’ als kanker. Het is om te beginnen een pijn van het menselijk bestaan en daarom moeten we andere principes dan de medische hanteren. In de geneeskunde beslist diagnose over de behandeling. Dat is veel minder het geval voor de geeste­lijke gezondheid. Veelal lijden we minder onder onze ‘afwijkingen’, dan onder de liefdes- en zijnsvragen: “Houden de anderen van mij? Ben ik het waard om te leven?” Omgekeerd, als die vragen wegebben, worden we weerbaarder, met of zonder ‘afwijkingen’. Daarom moeten we de mentale zorg niet (sterk) toespitsen op diagnostiek. Mochten we het diagnostische proces goeddeels inperken en het vrijgekomen budget – dat nu onder meer gaat naar gespecialiseerde centra – investeren in een groot­schalig, lokaal en laagdrempelig aanbod aan algemeen gevormde clinici, dan zullen veel mensen snel geholpen worden. Als bovendien de labels grotendeels uit het publieke domein verdwijnen, vermijden we mode-effecten, waarbij plots epidemieën ontstaan. Dan zullen mensen snel gehoor krijgen en vertellen waar ze werkelijk mee zitten, en tegelijk minder vast komen te zitten in een zieke identiteit. Om de geestelijke gezondheidscrisis op te lossen, moeten we niet méér investeren, maar veranderen van model.