Een sleutel voor meer sociaal welzijn

27.04.23, Bazan, A., Een sleutel voor meer sociaal welzijn. Column. De Standaard.
résumé en Français en bas du texte en Néerlandais

Medische diagnoses geven mensen soms een nieuwe sociale identiteit, maar dat leidt niet altijd tot een effectieve behandeling, stelt Ariane Bazan. Haar advies? Verkwikkend en niet verklittend werken. Dat komt ook kwetsbare groepen ten goede.
Je kunt mentale ontreddering ­volgens twee ­tegengestelde ­logica’s ­behandelen. De eerste is grotendeels medisch: er bestaat een groot aantal diagnoses, zoals depressie, burn-out, borderline, hoogsensitiviteit … We veronderstellen dat elk van die ziektes het gevolg is van een eigen oorzakelijke ­keten en we willen de defecten binnen die keten detecteren en herstellen. Hulpverleners worden gevormd om de ziektebeelden te herkennen en een juiste ­diagnose te stellen. Mensen zijn vaak blij met een diagnose, want zo komt er (eindelijk) ­erkenning voor hun ontreddering. Maar met die diagnose komt vaak ook teleurstelling, want veelal ­ontbreekt een ­specifieke behandeling die tot opluchting leidt.
Dat is niet het enige ­probleem. Het ziektebeeld, de naam van de diagnose, wordt vaak als een identiteit gehanteerd: ik ben depressief, borderliner, hoogsensitief … Omdat er andere mensen zijn met dezelfde identiteit, kunnen we samen groepen vormen die ­eisen stellen, zoals aangepaste hulpverlening, scholing of werkomstandig­heden. De diagnostische aanpak heeft een soort veralgemeend verstijvings­effect, waarbij we gaan samen­klitten ter hoogte van diagnoses, die we als sociale identi­teiten aanwenden.
Dat samenklitten biedt voordelen: het sociale ­gewicht van de groep verdubbelt met de medische rechtvaar­diging voor de ­specifieke hulp en aandacht. Maar voor de overheid kan dat soort logica alleen maar tot het failliet leiden. ­Zodra je die weg inslaat, word je genadeloos verlieslatend: er kan om budgettaire ­redenen nooit ­genoeg geld vrijgemaakt worden voor die sociale aanpassingen, waardoor je onvermij­delijk de boeman bent die de kwetsbaarste mensen in de kou laat.
In de andere aanpak is het basisidee dat mentale ontreddering niet zozeer met speci­fieke defecten of afwijkingen te maken heeft, maar dat alle mensen eigenlijk dezelfde pijn hebben. Ze ­uiten die wel op zeer verschillende ­manieren, maar het onbehagen komt misschien neer op twee soorten van pijn. De eerste is die van het zijn: wie ben ik, waarom ben ik hier, wat is mijn plaats op deze wereld, hoe zien anderen mij? Mag ik hier zijn, heb ik het recht om plaats in te ­nemen, om kwaad of triest te zijn? Doet wie ik ben er uiteindelijk toe?
De andere pijn is die van de liefde: ben ik iemand om van te houden, zal er ooit iemand van me houden van wie ik ook hou? Hoe verschijn ik in de liefde? Zien de anderen me graag en waarom (niet)? Wie zijn de mensen van wie ik hou en waarom? Als we het gevoel ­hebben dat we steeds opnieuw dezelfde mislukkingen op­lopen en dat dat lot onafwendbaar lijkt, voelen we ons ­verpletterd. We worden hopeloos en denken soms dat ‘dit leven niet voor ons ­gemaakt is’.
Als een hulpverlener geduldig luistert en verstandig doorvraagt naar het fijnkorrelige verhaal, verschijnen snel logische verbanden tussen vroeger en nu. ‘Mijn ouders hadden het heel kwaad samen, en toen ze uiteengingen, heb ik me erg schuldig gevoeld. Om aan de folterende schuldgevoelens te ­ontsnappen ben ik me in verslavingen of spelletjes of ­gewoon in mezelf gaan opsluiten. Mensen denken dat ik niets kan voelen, maar eigenlijk voel ik te veel.’ of: ‘Mijn ­ouders waren koud of kwetsend tegen me en in een ­poging om de oude vloek te ontkrachten, val ik nu steeds weer op kwetsende partners, en kom ik er nog erger uit.’
Fijnmazig luisteren geeft mensen zicht op de koers van hun leven, waardoor ze automatisch actiever aan het stuur gaan staan. Niet zelden is het een werk van lange adem, waarbij de hulpverlener de verzekering geeft van zijn onvoorwaardelijke aanwezigheid en ­investering. Maar het heeft wel het ­tegenovergestelde effect van de ­medische aanpak: mensen zien hun ­eigen rol in wat hen overkomt en worden weerbaarder. Dat werkt emanci­perend en maakt ons ook beschikbaarder en ­attenter voor partners, kinderen en ­ouders.
In plaats van samen te klitten en middelen voor de eigen groep te vragen, verschijnen zo veel hulptherapeuten met draagkracht voor zichzelf, en daarna ook voor anderen. De vicieuze cirkel wordt doorbroken – misschien gaat hij zelfs in de omgekeerde richting: van aandacht­vragend worden mensen aandacht­gevend. Wie weet, misschien is ook dat een sleutel, niet alleen voor een betere mentale volksgezondheid, maar ook voor een groter sociaal welzijn.
Als mentale hulpverlening verkwikkend en niet verklittend werkt, dan komt er misschien maatschappelijk meer ruimte om te zorgen voor elkaar. Ook voor al die kwetsbare groepen in onze omgeving – baby’s, kinderen, ­jongeren, ouderen – die de jongste weken zo onwaarschijnlijk schrijnend in het nieuws zijn gekomen.

Une clé pour un plus grand bien-être social. Il y a deux grandes façons d’organiser la prise en charge mentale. La première est d’ordre médicale et cherche à détecter les défauts et déficits à l’origine du mal. Elle a tendance à identifier le sujet avec son diagnostic et à rigidifier le public, qui trouve aussi dans ce diagnostic une bannière pour se regrouper et exiger des moyens pour une aide sociale adaptée à tous les niveaux, diagnostic, thérapie, école, travail etc. C’est une approche inévitablement perdante pour les pouvoirs publics, car il n’en fera structurellement jamais assez. La seconde part de l’idée que tous nous souffrons des mêmes maux, d’une part ceux, de l’existence et de l’autre, ceux de l’amour. La prise en charge est singulière et a tendance à mobiliser le sujet pour gouverner sa propre vie. Le plus souvent les sujets ne font pas que se prendre en main mais sont aussi plus disponibles pour leurs proches, partenaires, enfants, parents. Ainsi, il peut aussi s’agir d’une clé pur un plus grand bien-être social.

We hebben allemaal onze ‘verdorven’ seksuele fantasieën

Ariane Bazan

Hoogleraar klinische psychologie en psychopathologie (ULB en Université de Lorraine) en columniste van deze krant.

We hebben allemaal onze ‘verdorven’ seksuele fantasieën

Zaterdag 2 juli 2022 om 3.25 uur

Om seksueel ­geweld in te perken, moeten we ­inzien dat iedereen ‘schan­dalige’ ­noden heeft, schrijft Ariane Bazan.

In het West-Vlaamse Veldegem werd vorige week een kinderarts aangehouden voor voyeurisme en het bezit van kinderporno. In Frankrijk worden twee ministers, Gérald Darmanin en Damien Abad, beschuldigd van seksueel geweld en vorige week kwam aan het licht dat er ook tegen de Franse staatssecretaris Chrysoula Zacharopoulou een klacht loopt wegens verkrachting en seksueel geweld in het kader van haar werk als gynaecologe.

Seksueel geweld is een universele constante: het is van alle tijden, komt voor in alle lagen van de bevolking en vrouwen, kinderen noch mannen blijven gespaard. De daders zijn het vaakst mannen, al kunnen moeders hun (jonge) kinderen soms ook aan verregaande handelingen onder­werpen. Zo vertelde een gezondheids­werker dat een jonge moeder ­opschrok toen ze het verbod kreeg om nog langer fellatio bij haar zoontje toe te passen om hem in slaap te krijgen.

Hulp verlenen aan slachtoffers van seksueel geweld is moeilijker dan je denkt. Zolang een slachtoffer duidelijk in die rol zit en blijft, zijn we empathisch en steunend. Maar als mensen opnieuw een eigen leven gaan leiden en soms – vaak door hun gewelddadig verhaal – verleidingsgedrag of manipulatief gedrag vertonen, kunnen we dat moeilijk verdragen. De omgeving, ook in instellingsverband, is niet ­altijd zuinig op termen als psycho­pathie of perversie, en dat stigma leidt tot uitsluiting. Ook zien we dat jonge slachtoffers die tijdens een zorg­verblijf een eigen seksueel leven ontwikkelen, met masturbatoire of seksuele praktijken, soms op onbegrip en terechtwijzing botsen. Zo kan activisme jegens seksueel geweld overhellen naar hygiënisme, stigmatisering en intolerantie. Dat is jammer, want precies die mechanismen isoleren mensen met hun moeilijke seksuele driften, wat de deur kan openzetten naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sociale ruimte.

Seksueel geweld is moeilijk ­uitroeibaar, precies omdat het zich als een hydra kan gedragen: snijd je er de kop van af, dan groeien er twee koppen terug. Activisme is niet voldoende en, zonder voorafgaand denkwerk, schadelijk. Zo pleit ik voor een ander uitgangspunt. Transgressie, de neiging om je medemens ook als (seksueel) nutsvoorwerp te behandelen, is eigen aan de menselijke conditie. Je krijgt die neiging niet uitgeroeid tenzij je tot bijzonder zwaar geweld ­bereid bent. We kunnen beter proberen transgressieve neigingen te beheren, binnen een kader met beperkingen, dan te proberen ze uit te roeien.

Dat klinkt makkelijker dan het is. Het idee dat tot orgasme leidt, het ­zogenaamde fantasma, is in de kern bij iedereen transgressief. Porno­grafische labels brengen dat goed in kaart: van exhibitionisme en voyeurisme, sadisme en masochisme tot, bijvoorbeeld, vuiligheid, bestialiteit, pis- en kakseks. Het fantasma kan diep schokkend zijn, ook voor de persoon zelf die er opgewonden door raakt. Niet zelden staat iemands fantasma haaks op zijn sociale of bewuste waarden. Het klassieke voorbeeld zijn masochistische neigingen bij mensen die succesvolle machts­posities bekleden, terwijl mensen in zorgberoepen vaker over sadistische fantasma’s vertellen. Toch zegt het fantasma op zich haast nooit iets over het gevaar op seksueel geweld: bij moeilijkere fantasma’s gebruiken mensen duizend omwegen en uitvindingen om respectvol tot orgasme te komen, van masturbatie tot instemmende volwassen partners, over gadgets en vunzig taalgebruik.

Maar niet iedereen vindt de weg tot een vrije seksualiteit, en een moreel ­rigide omgeving en hygiënistische voorschriften verhinderen die zoektocht. Dat is jammer, want wie intiem tot ontspanning komt, zal in de sociale ruimte niet tot wandaad overgaan, en bovendien ook veel minder de neiging hebben om anderen voor de ­eigen fantasmatische kar te spannen. Zo denk ik dat bij ‘ruziestokers’ of ­sociaal onderdanige mensen soms onbewust een overeenkomend ­fantasma leeft, dat misschien niet sterk in de intieme sfeer tot ontlading kan komen.

Beheer van seksueel geweld betekent daarom de openheid om minzaam met de eigen fantasieën om te gaan, en ze in het beste geval ook tot ontspanning brengen, zij het exclusief in een intieme context met zichzelf of met bijdrage van instemmende volwassenen. Maar het houdt ook in dat we aanvaarden dat anderen analoge ‘schandalige’ noden hebben, zonder hen te veroordelen of te stigma­tiseren. Zo verplicht onze menselijke conditie ons niet alleen verregaand de maat te nemen van de soms diep schokkende kern die ons drijft, maar er zowel voor anderen als voor onszelf liefde voor te hebben.

De wetten van de geest zijn niet die van het lichaam

De wetten van de geest zijn niet die van het lichaam

Ariane Bazan

Donderdag 13 oktober 2022 om 3.25 uur

Op een avond krijg ik telefoon. Ik begrijp dat er iets heel fout gaat met een jongeman die al een tijd bij me komt spreken – laat ik hem Max noemen. Zijn vrienden hebben hem van het venster weggelokt waar hij eerst uit wou springen. De jongeman is verward en hoewel ik een poos aan zijn zijde blijf, vind ik de situatie onveilig. Ik zoek een ­psychiatrische spoedopvang. Het wordt een chaotische nacht. Terwijl we in een wachtzaal zitten, maakt hij een gevat grapje en proest ik het uit. In een ander ziekenhuis begrijp ik dat hij voor opname uit de kleren moet. Toch maar niet dan, denk ik, en we gaan naar een derde plek. De psychiater wil niet dat ik tijdens het consult bij hem blijf. Plots stormt Max het ziekenhuis uit, ik snel hem achterna. Een opvangplaats komt er niet meer die nacht. Max vraagt of ik hem wil vertrouwen. Ik kijk hem aan en ik hoor mezelf zeggen: ‘Goed, maar ik wil je morgenvroeg om 10 uur bij mij op consult zien.’Max staat inderdaad de volgende ochtend voor de deur. De sessie verloopt stroef, ik wil hem de volgende dag terugzien. Morgen duurt het een kwartier en je betaalt een sessie, zeg ik, maar ik wil je verder elke dag even zien en al die sessies heb je dan al betaald. Zo werken we samen verder. Hij betaalt niet altijd, komt niet altijd opdagen. Hij is vaak erg boos op me, niet zelden vrij kwetsend. Via het internet snuistert hij naar mijn persoonlijke leven, voelt aan wat bij mij pijn doet en zegt dingen die me uit het lood slaan.De eerste jaren scheldt hij me af en toe de huid vol: hoe het toch ­mogelijk is dat hij al zo veel geld heeft uitgegeven aan de therapie en dat er niets, maar dan ook werkelijk niets in zijn leven is veranderd. Ik roep soms de hulp van een psychiater in om met twee in die behandeling te staan, maar de psychiaters worden één na één door Max­ ­afgevoerd met scherpe kritiek op hun praktijken. Zo hompelen we ­samen verder.Het verhaal eindigt niet als een sprookje. Als ik Max nog zie, hoor ik hoezeer het oorlog blijft in zijn huishouden en op zijn werk. Lang kan ik daar niet bij blijven stilstaan, even later komt zijn Marlene naast hem staan, geeft hem hun peuter door om me een hartelijke hand te schudden. En toch heb je onder­tussen veel in je leven waar kunnen maken, denk ik bij mezelf, en kan ik zien hoe ik niet langer de enige ben om dag in dag uit elke ochtend ­opnieuw van je te houden.Zoals Max was de door de liefde bedrogen Sjahriaar uit Duizend-en-een-nacht gek geworden van verdriet: pas de dood, zo dacht hij, kon anderen laten voelen hoe werkelijk pijnlijk het leven voor hem was. Maar de wijze Sjeharazade tikte hem daarover nooit op de vingers. Ook was ze niet te bevreesd om zich in de chaos van de nacht te werpen, zelfs daar waar het voor haar gevaarlijk was. Sjahriaar was onthutst: ­zo veel onberekende overgave had hij niet verwacht. Toen zij voorstelde ­elkaar de volgende ochtend terug te zien, hoorde hij zichzelf zeggen dat het goed was. En zo spraken ze telkens de volgende dag af, en telkens was hij op de afspraak. Meer dan eens had hij kritiek op haar verhalen, die altijd maar hetzelfde vertelden, en toch kon hij zijn nieuws­gierigheid niet bedwingen. Na ­Duizend-en-één nachten was hij zijn doodsplannen vergeten. Hij was ­intussen zelf door de liefde ­gevangen – en zoals iedereen weet, komt liefde met zoveel zorgen dat zelfs de dood erbij verbleekt.Of we nu voor of tegen eutha­nasie bij psychisch lijden zijn, of het soms niet meer weten, een jong meisje is gestorven en we zijn verweesd. Soms denken we dat als de problemen groot en complex zijn, we voor de behandeling grof wapengeschut moeten bovenhalen. Maar de wetten van de geest zijn niet die van het lichaam. Het zijn liefde, wijsheid, soepelheid, geduld en volharding die hier het verschil kunnen maken, en kennis over het mens-zijn. Het idee dat we het lijden van anderen met technisch vernuft of handleidingen de baas kunnen, roept grote weerzin op, zeker bij diep lijden. We hebben psychologen nodig die zich in het gevaar van de menselijke band ­durven te begeven, met het scherpe besef dat als anderen hun laatste hoop aan ons verbinden, we die met de grootste zorgzaamheid ­moeten bewaren.

De aanstekelijkheid van een prikje

Ariane Bazan

Donderdag 2 juni 2022 om 3.25 uur

Op het einde van de 19de eeuw genoot psychiater Jean-Martin Charcot, hoofd van de ­afdeling ‘geestesgestoorden’ in het Parijse ziekenhuis La Salpêtrière, een mediatiek succes. In zijn afdeling verbleven vrouwen die het etiket ‘hysterica’ droegen. Charcot maakte komaf met het hardnekkige idee dat die ­dames hun lijden zouden veinzen. Zo had de Britse arts Thomas Sydenham hen twee eeuwen voordien nog ‘de grote bedriegers’ genoemd.Hysterische en lichamelijke symptomen kun je vaak niet van elkaar onderscheiden. Soms vertonen patiënten verstijfde of verdoofde ledematen, maar geen enkel lichamelijk letsel kan die stijfheid of die anesthesie verklaren. Charcot, die graag in het openbaar optrad, kon dankzij een toestelletje op de arm, dat de minste beweging opschaalt, aantonen dat er bij een ‘hysterische’ verstijving niet de minste trilling was, terwijl dat wel duidelijk het geval is als je een vrijwilliger vraagt om zo’n verstijving te veinzen.Een andere keer prikte hij onverwachts met een naald in de arm van een patiënte met hysterische anesthesie: ze schrok niet op. ­Hysterica’s simuleren dus niet, zei Charcot: hun arm, om bij het laatste voorbeeld te blijven, is wel degelijk fysiologisch verstijfd of verdoofd.Het publiek en de medische ­wereld twijfelden. Charcot maakte op basis van de toen pas uitgevonden fotoreproductie een catalogus van de verschillende stadia van de ‘reguliere hysterische ­crisis’. Zo heette een van die stadia de ‘passionele kruisigingshouding’. Het viel confraters op dat die alleen bij de dames van La Salpêtrière voorkwam. Toen het fenomeen ook door een collega, zoals Hyppolyte Bernheim in Nancy, bij enkele van zijn patiënten werd opgemerkt, ging het over vrouwen die eerder een tijd in La Salpêtrière hadden verbleven. Ze nemen het van elkaar over, was de conclusie, en dan denken we automatisch toch aan simulatie.GroepsdrukOok op de weide tijdens het festival We R Young in Hasselt zou de ­paniek bij één jongere of enkele jongeren ontstaan zijn, die misschien wel of misschien niet een prik kregen. De emotie zou dan snel door anderen, wellicht zonder prik, zijn overgenomen en tot ‘massahysterie’ hebben geleid. Het ­lijden daarbij – de benauwdheid, de ademhalingsproblemen, het flauw­vallen – zijn echt.Hoe kun je nu ­gedrag van elkaar overnemen zonder te doen alsof? Charcot toonde aan dat onder hypnose ook niet-hysterische mensen hun arm kunnen stijfhouden zonder te trillen. Toch is hypnose geen fysieke ingreep, maar ­alleen een suggestie die we, veelal door omstandigheden van groepsdruk, hoge emotie of gezag, zonder kritiek aanvaarden. Dat idee – ‘ik ben verdoofd’ of ‘ik ben geprikt’, bijvoorbeeld – wordt zonder die controle een ‘vrije’ gedachte, die effecten in het lichaam kan veroor­zaken, zoals verdoving, maar ook ­pijn­reacties of zelfs flauwvallen.Het incident op de festivalweide maakt duidelijk dat mensen soms ­onkritisch elkaars mentale wereld over­nemen. In hechte groepen of bij felle emoties gaan ideeën makkelijker over van mens op mens, en uiteindelijk is ­iedereen er vatbaar voor. Wat journalist Stein Falk daar vorige week in het VRT-Journaal over zei, was opmerkelijk: ‘Je mag er niet aan denken dat op grote festivals deze zomer paniek of hysterie ontstaat of – het is ook moeilijk om er een verslag over te brengen’. Het was alsof Falk tijdens het spreken zelf de maat nam van de mogelijke impact van zijn woorden – dat hij zelf misschien wel mensen onbewust op het idee zou kunnen brengen – en daar even voor ­terugdeinsde.Diagnose voor ontredderingIedere mens kampt in zijn leven met onbestemde angsten, onvatbare mislukkingen en afwijzingen, en de onmogelijkheid om de vinger op de wonde te leggen maakt de gevoelens ellendiger. ‘Misschien ben ik wel gek aan het worden, of komt het nooit goed met me’, denken we soms. Maar dankzij de ­mogelijke oorzaken voor ontreddering die de ronde doen, en waar vaak een medische uitleg voor bestaat, kunnen we dat onbehagen concreet aan iets vastknopen. Dat lucht op en zo laten we die informatie onkritisch toe.Tegenwoordig doen termen als ­hyperactiviteit, burn-out, hoog­begaafdheid, hoogsensitiviteit of ­borderline de ronde. Als plots veel mensen tegelijk hun ontreddering aan zo’n diagnose verbinden, krijgen we, zoals bij fysieke aandoeningen, ware mentale epidemieën. Misschien verschilt zo’n epidemie niet zo sterk van de Hasseltse ‘massahysterie’ en wordt ze verspreid door mediati­sering, waar Falk al voor leek te vrezen.Zowel in het ene zowel als in het ­andere ­geval haalt niet een specifiek ­lichamelijk defect ons onderuit, maar wel de tijdloze moeilijkheid van wat het betekent om mens te zijn, en dat is wellicht zowel een vloek als een zegen.

Liefde op maat van het verschil

Liefde op maat van het verschil.

Donderdag 17 februari 2022 om 3.25 uur

‘Het eerste wat hij doet als hij van het werk thuiskomt, is mijn borsten vastnemen. Hij doet het zonder na te denken, als een vanzelfsprekende begroeting. Veel mensen begrijpen niet wat ons bindt, maar dat is het antwoord. Hij neemt mijn borsten vast, en ik kom tot rust, ik weet dat ik er mag zijn, dat het leven goed is.’

Ik had maar één gesprek met deze vrouw, halverwege de 40, bedrijfsleidster van een middelgrote onderneming en sinds een drietal jaren ­samen met veel jongere dakwerker van Oost-Europese origine. Het is haar eerste vaste verhouding en haar omgeving is argwanend. Heel anders dan zijzelf staat haar partner zonder ambitie in het leven. Maar na een aarzelend begin is de verhouding ­gegroeid en intens hecht geworden. Elke avond liggen ze lepeltje-lepeltje in bed, en hij vertelt over zijn dag, zijn ­belevingen en zijn verwachtingen.

Als ik die middag naar huis wandel, moet ik aan mijn ­ouders denken. Mijn moeder, een Vlaamse met Brugse wortels, in Machelen ­geboren uit een Vlaams-nationalistisch gezin en mijn vader, een Brusselse ket van Spaans-Algerijnse origine met anarchistische, communistische, soms zelfs anti-Vlaamse ideeën. Toch waren ze hun hele leven lang verliefd. Mijn moeder wilde dat we naar een Nederlandstalige school gingen en dat was voor mijn vader nooit een twistpunt. Een jaar voor hij stierf, zag ik ze op hun terras in de Dordogne zitten, naast elkaar, rustig. Het raam stond open en zo ving ik deze zin op: ‘Je suis heureux avec toi.’

Liefde past niet zoals deksels op potjes, zoals kleren die je als gegoten zitten. Je komt niet op een mooie dag de liefde tegen, in de vorm van een zielsverwante die het leven voor jou in petto heeft. Mensen ­haken toevallig op elkaar in – en niet zelden is de eerste ontmoeting een seksuele beroering – waarna ze vaak nogal verbaasd zijn elkaar samen te treffen. De ander is allesbehalve de ­gedroomde match, de op de eigen maat ingebeelde evenknie, maar een onthutsende vreemde, met andere waarden en verwachtingen, soms zelfs andere ijkpunten of een andere taal. Liefde op maat van het verschil, denk ik nu.

In de huidige emancipatiestrijden worden we soms zeeziek van de vermenging tussen identiteit en diversiteit. Groepen scharen zich rond identiteiten om discriminatie aan te klagen en te ijveren voor inclusiviteit in een diverse samenleving. We vormen groepjes van hetzelfde om het recht op verschil op te eisen.

Zulke ­geclaimde identiteiten vergen bovendien waterdichte afscheidingen. Een vrouw kan dan de beleving van een man niet verwoorden, een witte niet die van een zwarte, een rijke niet die van een arme, ik niet die van jou. Misschien is dat zo, wie zal het zeggen. Maar in de liefdesverhalen die ik in mijn praktijk hoor, is het ­precies de kloof die de liefde kansen geeft. Wanneer we onszelf niet herkennen in de ander, kan empathie of zelfliefde tekortschieten. De rest van de weg moeten we dan wel ‘over hebben voor elkaar’ en wellicht is pas die onbaatzuchtige liefde werkelijke liefde.

Net zoals het verschil de motor is van de liefde, is de onmogelijkheid van de verwoording de motor van het schrijven, en de onpeilbare afstand tussen menselijke ­belevingen de motor van de cultuur. Al wat ooit gecreëerd werd, put uit die pijn van de kloof en uit het verlangen om bij de ander te komen. Toch komt de koestering van het verschil pas in tweede instantie, zowel in het leven als in de geschiedenis.

In het verhaal van de mensheid was zoveel arbitrair en onberecht geweld dat we nog vele emancipatorische gevechten in het verschiet hebben, en dat we ons in die gevechten ook onder vaandels scharen die nooit helemaal de onze zijn. Wat we niet hadden voorzien en ook niet konden voorzien, is dat pas op de valavond van zo’n strijd een andere figuur kan verschijnen. Het is pas als de vlag mag opgeplooid worden dat we elkaar misschien ontmoeten, heel verbaasd elkaar daar te treffen. Want geen twee mensen zijn zo verschillend als zij die eerst dachten ‘hetzelfde’ te zijn. En als we het voor elkaar over hebben, pas dan kan ons liefdesverhaal beginnen.

Ademruimte voor de samenleving

Ademruimte voor de samenleving Donderdag 20 januari 2022 om 3.25 uur

Enkele jaren geleden ontving ik een man met wie het eerst heel moeizaam werken was. Wat in zijn verhaal ook naar boven kwam over de wreedheden die hem in zijn kindertijd waren aangedaan, hij legde het verband niet met zijn huidige ongenoegen: hoe onverbiddelijk streng hij voor zichzelf was, ­bijvoorbeeld. Op een dag verscheen hij grimmig en opgewonden in de spreekkamer: een andere man had hem ingehaald, bijna zijn ­wagen geraakt, en net voor zijn neus zijn parkeerplaats ingenomen.Hij zette zich schrap op de bank, keek me de hele tijd recht in de ogen. Toen kwam het verhaal van de wraak die hij had bedacht. Het scenario ­omvatte onder meer een kooi op een ­afgelegen plek. Ik kreeg het hele relaas chronologisch te horen, met alle ­details: waar hij de kooi zou kopen, hoe hij de man in de val zou lokken. Het was meteen duidelijk dat hij op dat ­moment niet voor rede vatbaar was. Dus gooide ik het over een andere boeg: ik wees hem op ‘de praktische bezwaren’, waarover Willem Elsschot schrijft: ‘Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan ­wetten in de weg en praktische ­bezwaren.’ Hoe zou de afwezigheid van het slachtoffer ongemerkt blijven? Wat zou hij daarna doen?Met zijn staalharde blik nog altijd op mij ­gericht, gaf hij alle gruwelijke, nauwelijks te aanhoren details. Eigenlijk werd ik drie kwartier lang de man in de kooi, bedacht ik. Aan het einde van de sessie was mijn lichaam week en ik dacht dat mijn stem zou trillen, maar ik hoorde mezelf vrij rustig aangeven: ­‘Laten we het hierbij houden. Kunt u ­later deze week terugkomen?’ Bij het ­afscheid kwam geen enkel geruststellend signaal dat hij het plan niet zou uitvoeren, en toen hij buiten was, stortte ik in. Ik belde ­supervisoren en collega’s om raad. Mijn grootste vrees was uiteraard dat hij het plan werkelijk zou uitvoeren. Het was een wijze beslissing om hem een dag ­later te laten terugkomen, en hij had die uitnodiging zonder verpinken aanvaard. Ik besloot de man te vertrouwen. Het eerste wat hij me zei in onze volgende sessie was: ‘Dat plan van me van de vorige keer, dat was een fantasie, dat had u toch begrepen?’Als hulpverleners worden we vaak op de proef gesteld. Wat als mensen ons iets heel zwaars, iets heel provocatiefs, iets totaal onredelijks toevertrouwen, wordt de psycholoog dan op slag een pedagoog die hen de les wil spellen? Wordt die plots de behoeder van de goede ­rede, of van de wet? Niet het redelijke ­inzicht, maar iets van een andere orde is dan aan het woord, iets wat ook niet meteen duidelijk is voor degene die komt spreken – en precies daarom komt die spreken. Ik bleek stevig ­genoeg in mijn schoenen te staan, en ik kreeg nu meer onsmakelijke details te horen over de wreedaardige vader van mijn patiënt.Spreekkamers van psychologen zijn geprivilegieerde ruimtes in de samenleving, afge­bakende oorden waar niet de wet regeert, zelfs niet de ­redelijkheid. Op die plek kunnen mensen hun fantasieën verkennen, hun angsten, hun twijfels, hun woede. Het kabinet is een veilig oord voor het politiek incorrecte, en voor schokkende gedachten. Er wordt ademruimte gegeven aan het ongenoegen en de verdeeldheid, om zo de samenleving robuust te maken tegen het alternatief van ‘buigen of barsten’. Zonder die buffers bereiken meer mensen sneller het kookpunt, en krijgen we vaker geweld in de samenleving.Ook tijdens deze pandemie vervullen klinisch psychologen die belangrijke rol. Hun werk is minder zichtbaar dan dat van de experts, want wie in de ­processie meeloopt, kan niet de klok luiden. Zo kunnen wij niet in kaart brengen hoeveel angsten, twijfels en frustraties we in die veilige omgeving horen tegen het coronabeleid en de ­vaccinatie, hoeveel groter die groep is dan de groep die zich publiek als ­vaccin-twijfelaar uit, hoeveel mensen die zich wel hebben laten vaccineren, ook twijfelen. Klinisch psychologen bieden ruimte voor kritisch ­nadenken, kunnen scepticisme aanhoren zonder te moraliseren, waardoor twijfel minder snel een aanklacht wordt.Vorige week hebben andere psychologen advies uitgebracht ten voordele van een vaccinatieverplichting (DS 12 januari). In één pennentrek werd daarbij de ademruimte voor een verdeelde bevolking toegemetseld. Hoe moeten mensen nu vrij sprekentegen een ­beroepsgroep die publiek te kennen geeft dat ze weet en oordeelt? Hoewel de experts beweren dat de vaccinatieplicht meer voor- dan ­nadelen heeft, was er al meteen één groot ­nadeel aan hun bericht: het efficiënt neutraliseren van de wezenlijke rol van de clinici bij het samenhouden van de groep. Of hoe je van expert-psycho­logen niet altijd psychologische fijn­gevoeligheid kunt verwachten.

Met stigmatiseren komen we niet uit deze pandemie

Met stigmatiseren komen we niet uit deze pandemie Donderdag 2 december 2021 om 3.25 uur


Het is te makkelijk om mensen die het vaccin weigeren af te schilderen als zelfzuchtige mensen die een onredelijke vorm van vrijheid opeisen, ‘de vrijheid om zichzelf niet te laten vaccineren’. Hun ideologische typering ligt klaar: deze neoliberale samenleving werkt egocentrisme zo in de hand dat de eis om vrijheid helemaal is door­geslagen. ‘We hebben de vrijheid te zijn wie we willen zijn en dus ook de vrijheid om ons niet te laten vaccineren’, wordt door een aantal weigeraars aangedragen. Dat zet meteen kwaad bloed en maakt het moeilijk om hun keuze verder te ondervragen. Toch is de werkelijkheid complexer, en een snelle veroordeling kan de ­bestrijding van deze epidemie meer kwaad doen dan goed.Om te beginnen is de groep die huiverachtig staat jegens het vaccin heel heterogeen. Uiteraard zijn er mensen bij met obscure betogen of verbijsterende overtuigingen, en sommigen zijn heel aanwezig op sociale en ­andere media. Maar veel mensen zijn weigerachtig omdat ze een deel van de informatie missen. Daar waar het initiatief is genomen om met hen individueel in gesprek te gaan, lijkt het vrij makkelijk om een behoorlijk aantal alsnog tot vaccinatie te overtuigen. Die mensen wil je toch niet de boom injagen door een publieke veroordeling?Zelfs de groep mensen die veel radicaler vaccinatie weigeren, is zeer heterogeen. Dat blijkt ook uit de reportages bij bijvoorbeeld protestbewegingen, met extreemlinkse en extreemrechtse vlaggen in dezelfde optocht. Wie die mensen een voor een zijn, is onmogelijk te zeggen, maar onderzoek toont dat het sociaal-economische ­niveau significant lager zou zijn bij mensen die sceptisch staan tegenover vaccinatie. Ook mensen die zich om diverse redenen meer op zichzelf of op de eigen groep hebben teruggeplooid en mensen die op de zogenaamde zelfkant van de samenleving staan, mengen zich in het protest. Maar als ik het een beetje scherp mag stellen: dat ‘zootje ongeregeld’ is toch nooit echt onze zorg geweest, de zorg van de middenklasse die nu de kant van de redelijkheid claimt?Over één domein van het samenleven kan ik in het bijzonder getuigen, dat van de geestelijke gezondheidszorg. Wat we de jongste tien jaar zien is een verschuiving van de aandacht en de middelen voor de zwaar lijdende mensen – psychotici, traumapatiënten, verslaafden – naar de mild ontstemde mensen – mensen met depressies en angstproblemen. De psychiatrie wordt een ‘resort voor mild depressieve mensen’, zei collega Stef Joos enkele jaren geleden treffend op Sociaal.Net. Het zwaartepunt verschuift naar algemene gezondheidszorg, het mentaal begeleiden van mensen die lichamelijke ­behandelingen moeten ondergaan. Die evolutie wordt breed gedragen door de middenklasse. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het succes van Kom op tegen Kanker, waarbij ook grote sommen naar de psycho-oncologie gaan.Waarom mogen we ons niet in de eerste plaats bezighouden met wat ons direct raakt, is de vraag. Abstracte ­beschavingswaarden, zoals de zorg voor de zwakkeren door de sterksten, snijden veelal geen hout. Een prozaïscher antwoord komt uit deze coronacrisis: we maken pas kans om bij wereldcrisissen, zoals ook de klimaatcrisis, de schade te beperken als we met zijn allen ­samen, en dus ook met die mensen die waarden en problemen hebben die we niet begrijpen, zo veel mogelijk aan hetzelfde zeel trekken – of elkaar zo min mogelijk tegenwerken.Verplichte vaccinatie is hier een goed voorbeeld van. Op papier is dit de ­oplossing voor de overlast bij de hulpdiensten. Toch vereist die oplossing menselijk gedrag, en dan bots je op psychologie. Het was viroloog Steven Van Gucht (Sciensano) die onlangs in De ­Afspraak de logische vraag stelde: hoe ga je mensen verplichten? Stel nog dat je tegen wil en dank zou vaccineren of zware sancties zou opleggen, dan maak je vastberaden vaccinweigeraars uiteraard bijzonder boos. Wie boos is, zal zich minder geroepen voelen om de masker- en afstandplicht te volgen, of zal makkelijker deze regels boycotten – en dat willen we niet. Stigmatiseren en verplichten zijn dus gewoon al om pragmatische redenen geen goed idee om deze crisis te bevechten.Er zit niet anders op dan ons echt in te laten met deze mensen in wie we ons niet herkennen en die we liefst zo snel mogelijk tot de orde willen roepen. Op welke manier, is onduidelijk, wellicht met een waaier aan luister- en dialoogvormen en in het bijzonder met individuele gesprekken waar mogelijk. Het goede nieuws is dat dit zeer weinig met een opgelegd neoliberaal kapitalistisch model te maken heeft, maar wel met een vorm van ethische discipline die in het bereik ligt van elk van ons.

Beperkingen zijn buitenkansen

Beperkingen zijn buitenkansen. Donderdag 28 oktober 2021 om 3.25 uur


Van hoogbegaafdheid over aspies naar Flinta*, we hebben te maken met een wildgroei van identitaire etiketten. Ver voorbij het medische veroveren ze de hele sociale sfeer.
De analyse van Paul Verhaeghe dat wie in onze meritocratische ­samenleving niet kan volgen, zich vaker een psychodiagnostisch label laat opspelden, gaat niet langer op. De identitaire verzuchting is integendeel een wakkere stellingname om de traditionele gender-, etnische of klassescheidslijnen uit te wissen.
Zo wil de woke zangeres Christine and the Queens niet langer als Christine aangesproken worden, maar eerst als Rahim en ten slotte als ‘.’ (punt). Ook is het makkelijk om de nieuwe identiteiten aan groepsdenken en groepsdwang toe te schrijven, zoals Yves Petry deed in zijn opiniestuk ‘Labelen en laten ­labelen’ (DS 20 oktober).
Maar ook bijvoorbeeld bij een actie als Kom Op Tegen Kanker kan het groepsdenken krachtig zijn. Als we ons samen flink inzetten tegen kanker, dan weten we gewoon dat we goed bezig zijn’. Maar we zijn dan evengoed onevenredig veel middelen aan het verzamelen voor een beschavingsziekte van de middenklasse, en dus voor de eigen groep. Kom Op ­Tegen Kanker is een uitstekende vorm van ‘ons zorgt voor ons’.
Dat de investeringen, in het bijzonder voor het luik psycho-oncologie, ten koste gaan van andere psychische problemen zoals psychose, verslaving, zwaar trauma … is geen welkome commentaar. Een groepsdynamiek put uit de wederzijdse spiegeling de zekerheid van het grote gelijk en dat geldt zowel voor de nieuwe woke-identiteiten als voor de ouwe getrouwe middenklasse-identiteiten.
Wat we nu meemaken, is specifieker. Velen denken: ‘Ik heb het recht om mijn identiteit volledig te creëren en die vervolgens te claimen. Ik kan zijn wie ik wil.’ Het succes van zulke totale sociale creaties zou het gevolg zijn van een sociaal ‘wakker worden’. Maar is dat wel zo? Komaf willen maken met elke vorm van ­sociale determinering is geen nieuw idee. De Verenigde Staten zijn bijvoorbeeld al veel langer het beloofde land voor de selfmade man (al hinkt de realiteit ver achter op de belofte).
Een ander, parallel fenomeen speelt ook mee. Het tegenovergestelde idee dat de mens biologisch ­gedetermineerd zou zijn, verliest aan kracht. Dat paradigma beloofde in de jaren 80 te voorspellen wie we zouden worden op basis van een biologisch paspoort. Gewijzigde ­genen of gewijzigde hersenbanen zouden dan leiden tot deficits of onmogelijkheden.
Ondertussen hebben wetenschappers het menselijke genoom ontcijferd en met verbluffende resolutie gekeken naar functionerende hersenen. Echt overtuigende revelaties kwamen er niet. Bepaalde genetische mutaties kunnen wel met psychische ziektes verbonden worden, maar diezelfde mutatie zien we evengoed bij bipolariteit, bij schizofrenie, bij depressie of … bij helemaal niets. Er kwamen geen mooie causale ­ketens die een hersenprobleem met een bepaalde psychische ziekte in verband brachten.
Zonder dat dit voorpaginanieuws werd, is het idee doorgesijpeld dat we psychisch misschien niet zo ­gedetermineerd zijn door onze biologische apparatuur als eerst ­gedacht. En in de mate dat deze ­determineringsgedachte achteruitgaat, komt de tegenpoolgedachte aangerukt: ‘Ik kan zijn wie ik wil.’
Je kunt de menselijke identiteit ook anders benaderen dan in de ­tegenstelling tussen biologie en ­sociologie, tussen het wel of niet ­gedetermineerd zijn. Psychologie is tussen deze polen de redelijke ­wetenschap die aantoont dat wat ­beperkend is niet per se determinerend hoeft te zijn. Sterker nog, psychisch gezien zijn onze beperkingen onze buitenkansen. Precies daarom spreken we over ‘de menselijke ­conditie’.
Zoals ieder van ons, kreeg ik met het leven een lichaam, ouders, een plek en een tijdgeest mee, die ik niet kon kiezen. Die waren letterlijk mijn bestaansvoorwaarden, en precies die zijn nu mijn springplanken. De lichte duif van Kant, die foetert ­tegen de wind omdat die het vliegen zo zwaar maakt, kan alleen dankzij die wind naar de top stijgen. Het psychische protest is niet steeds zo groot als dat van een Napoleon die via zijn leven van zichzelf alsnog ‘een groot man’ wilde maken, maar we vertrekken wel allemaal noodgedwongen bij wat ons eerst is toegevallen.
Het zijn die beperkingen of moeilijkheden die ons kwaad maken, die ons het vuur en de baldadigheid ­geven om onszelf te overstijgen. Zo kan een psychologische stem misschien het steriele publieke debat tussen biologisch determinisme en sociologisch totalitarisme beslechten. Want nee, niet alles is mogelijk en gelukkig maar, want daardoor opent zich een onvermoede horizon.

Je psycholoog is niet als je tandarts

Je psycholoog is niet als je tandarts. Donderdag 30 september 2021 om 3.25 uur

Als jonge psychologe mocht ik in 2002 aan de slag met mensen met het moeilijke profiel verslaving-psychose. Een van hen, Peter, was introverter dan de anderen. Ik merkte zijn naar binnen gekeerde blik. Af en toe lispelde hij, het enige zichtbare teken van een innerlijk gesprek. Ik vroeg me af hoe ik met hem in contact kon komen. Toen het team­gesprek kwam, hoorde ik het wijze besluit­ van mijn collega’s: Peter had al moeizaam een vertrouwensband op­gebouwd met een collega-psycholoog op een vorige afdeling. Tegen het beleid van de instelling in, werd besloten dat niet ik, maar mijn collega Peter hem zou blijven volgen op zijn nieuwe afdeling. De man was opgelucht en behield zijn vertrouwen in de instelling.
Wanneer ik met vakantie ga, geef ik aan sommige patiënten het adres van een collega, die hen kan opvangen in die periode. Maar weinigen kloppen elders aan. De reactie is steevast dezelfde: we willen met jou verder. Een vertrouwensband met een patiënt is heel bijzonder. Het voorstel om op een bepaald ogenblik in het zorgtraject met iemand anders te gaan spreken, kan schokkend zijn – een beetje alsof je partner je voorstelt­ even met iemand anders op te trekken tijdens zijn of haar afwezigheid.
De mens die spreekt, heeft een geschiedenis met de mens die luistert. En zoals de kleine prins van Saint-Exupéry heeft de psycholoog een verantwoordelijkheid jegens de mens die hij of zij (eindelijk) tot spreken heeft verleid. Dat blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek: een van de terugkomende bevindingen van het ‘effectiviteitsonderzoek’ – het onderzoek dat nagaat wat er bij een psychologische behandeling werkt – is dat de band met de psycholoog belangrijker is dan de methode die hij of zij hanteert. De specifieke band is, zeg maar, dé werkzame molecule van de psychologische behandeling. Het zou gek zijn om die stiefmoederlijk te behan­delen, en toch gebeurt net dat in ons model voor mentale zorg.
Dat model is op de leest van de medische principes geschoeid, en een van die heilige regels is ‘zorg op maat’: de juiste specialist voor de juiste aandoening. Je laat je tand niet trekken door een nierspecialist. Intuïtief voelt dat juist aan, waardoor het weinig kritisch denken ontlokt. Maar geestelijke gezondheidszorg is géén geneeskunde en voor psychische zorg kan dat principe verwoestend zijn. Je haalt niet zomaar iemand weg van een eerstelijnspsycholoog, met wie een moeizame vertrouwensband werd opgebouwd, omdat het tijd is voor gespecialiseerde zorg. Niet de gespecialiseerde methode garandeert het succes, en al zeker niet wanneer­ we in de weg daarnaartoe de werkzame molecule ‘vertrouwen’ geschaad­ hebben. In het kabinet van de psycholoog wordt geen tand getrokken, maar een brug van mens tot mens gesmeed­, waarlangs vertrouwen in zichzelf­ en passie voor het leven wordt door­gegeven.
Psychologen voelen ook zelf dat ze, zoals de kleine prins, niet zomaar de vos mogen laten vallen, zeker wanneer die eerst schuchter was, en moeilijk te verleiden. Een kinderpsychologe ver­telde me een klein drama: ze had moeizaam een vertrouwensband met een meisje gesmeed, dat uiteindelijk aan haar gehecht raakte. Maar dat meisje zou voor gespecialiseerde hulp naar een collega doorgestuurd worden. De psycho­loge was verscheurd tussen haar trouw aan het behandelprincipe en haar ethische gevoel van verplichting jegens­ dat meisje. Om voorbij die patstelling te raken, was ze snel een bijscholing aan het volgen, in de hoop de fatale datum voor te zijn en zelf de gespecialiseerde hulp te kunnen bieden. Dat lukte niet. Voor het eerst was de psychologe uit haar lood geslagen.
Door het leven gehavende mensen geloven vaak zelf niet sterk in zichzelf, noch in het leven. Wanneer we met zulke mensen werken, voelen we dat er iets scheelt met het principe van het scharnier tussen eerstelijnszorg en gespecialiseerde zorg. Het nieuwe terugbetalingsmodel voor de geestelijke gezondheid schrijft nu voor dat de patiënt bij die overgang van psycholoog moet veranderen (DS 24 september). Toen minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) die hervorming vorige week in De zevende dag verdedigde als een hervorming die er in de eerste plaats was voor hen ‘die de behandeling het meest nodig hebben’, voelde ik een pijnscheut door mijn lichaam trekken. Over die hervorming valt veel te zeggen, maar níét dat ze gericht is op hen die psychische hulp het meest nodig hebben. Het is een model op maat gemaakt voor milde mentale problemen, maar met potentieel schadelijke effecten bij zware problemen.