https://www.standaard.be/cnt/dmf20191002_04641670
Uit een onderzoek van De Standaard blijkt dat veel academici het hart links dragen (DS 21 september). De krant maakt een onderscheid tussen links en rechts op basis van enkele thema’s. Linkse mensen gunnen migranten sociale rechten, zijn voor euthanasie bij psychisch lijden, willen drugs legaliseren en denken dat de strijd tegen de klimaatopwarming gedragsverandering zal vergen.
Therapeute Mileen Janssens gaf al aan dat euthanasie bij psychisch lijden niet op de links-rechts-as past (DS 25 september). Wie zoals ik weet wat in de achterkamertjes soms gebeurt, zou euthanasie bij psychisch lijden niet altijd zo menselijk vinden. Misschien zou je zelfs zeggen: ‘Dit hebben we niet geweten.’ Wil je ethisch handelen, dan gaat het niet over weten, maar over het omgekeerde: de dingen niet meteen zó goed doorhebben, dat je niet meer hoeft na te denken.
Een partijkleur is geen vrijgeleide om niet meer na te denken. Sterker, ook als je links bent, moet je ‘rechtlijnig nadenken’: niet terugwijken voor de realiteit van de feiten en vasthouden aan het resultaat, ook al rijmt dat niet met de politiek correcte standpunten. Wie vanuit een ideologie denkt, zal daarentegen het eindresultaat vooropstellen en vandaaruit achterwaarts een weg zoeken naar actuele elementen. Zo ontstaan dooddoeners als: het neoliberale kapitalisme is de moeder van alle lijden, van het egocentrisme, de vereenzaming … Als je zo’n perfecte externe vijand hebt, zoals het kapitalisme, hoef je nooit meer door te denken.
Neem de mentale gezondheidscrisis. Die wordt toegeschreven aan het taboe rond mentale problemen, het verlies aan verbinding en de wachtlijsten. Maar er zijn nog nooit zoveel voorzieningen geweest en er is nog nooit zoveel over gevoelens gesproken als nu. Waarom zijn we niet kritischer? De grote antwoorden staan klaar. Daardoor missen we vaak verklaringen die beter rijmen met wat er te zien is: misschien is het hele systeem van de mentale hulpverlening wel zo georganiseerd dat het zelf ontreddering in de hand werkt?
Om een voorbeeld te geven: stel dat kinderen lastig blijven doen, en dat de hulpverlening de klacht behandelt als een afwijking en niet als een reactie (op ruziënde, verloren, gewelddadige ouders …). Dan zal het kind vaak heftigere symptomen ontwikkelen om toch gehoord te worden. Als je de onderliggende principes van de mentale hulpverlening zou herzien, kun je tot een krachtiger systeem komen dat veel minder geld kost. En daarvoor hoef je niet eerst de draak van het kapitalisme te onthoofden. Ideologie is in die zin verlammend: wanneer je elk probleem snel aan dezelfde, abstracte boosdoener toeschrijft, mis je de stappen waarop je wel kunt ingrijpen.
Maar wat onderscheidt links dan van rechts, als het niet de thema’s zijn? Het is een kwestie van logische principes. ‘Broederlijkheid’ (of solidariteit of ‘warmte’) is bijvoorbeeld een waarde die veel partijen delen. De specifiek linkse invulling volgt het principe van de onvoorwaardelijkheid. In rechtse kringen werken mensen vaker met de principes van een contract: voor wat, hoort wat.
Onvoorwaardelijkheid is niet gelijk aan onbegrensdheid: zoals Frank Vandenbroucke (SP.A) toonde met zijn pensioenplan, kan socialisme perfect de limieten van het budget respecteren. Onvoorwaardelijkheid betekent dat er een minimum is aan sociale rechten die verdiend noch kwijtgespeeld kunnen worden. Wat dat minimum is, hangt af van wat mogelijk is, maar dat minimum wordt verder niet contractueel in de schaal gelegd. Je moet bijvoorbeeld niet bewijzen dat je een gezonde levenswijze hebt om aanspraak te kunnen maken op medische zorg. Ook de kwaliteit van die zorg hangt niet af van je gedrag.
Maar is het niet verstandiger om een contract, met zowel een wortel als een stok, te hanteren? Psychologische gegevens tonen dat straf en beloning maar een beperkte invloed hebben: mensen veranderen hun gedrag niet altijd, wat de straf ook is. Maar iemand a priori vertrouwen, doet wonderen. Dat lijkt zelfs het enige heilzame middel bij aanhoudende zelfdestructieve keuzes, zoals zelfverwaarlozing.
Of omgekeerd: zelfs een voorbeeldige burger wordt onrustig als zijn minimale rechten van voorwaarden afhangen. Bovendien is hier ook een merkwaardige omkering: wie vertrouwen krijgt, wordt veelal verantwoordelijker, wie ‘een contract’ krijgt, moet bewijzen dat hij hulpeloos is. Als je aanspraak wilt maken op hulp, moet je bijvoorbeeld tonen dat je ziekte of je werkeloosheid je overkomt óndanks je voorbeeldige gedrag. Met andere woorden, op een paradoxale wijze verleent het contract waarde aan het slachtofferstatuut. Ook in het verschil tussen de uitdrukkingen ‘sociale bescherming’ en ‘sociale zekerheid’ zit die omkering: wie beschermd moet worden, wordt verondersteld zwak te zijn, maar wie zekerheid krijgt, wordt krachtig.
Als je rechtlijnig links nadenkt, dan kom je dus uit bij het tegenovergestelde van de clichés: sociale zekerheid maakt van potentiële slachtoffers weerbare, veelal verantwoordelijke burgers.