Je psycholoog is niet als je tandarts. Donderdag 30 september 2021 om 3.25 uur
Als jonge psychologe mocht ik in 2002 aan de slag met mensen met het moeilijke profiel verslaving-psychose. Een van hen, Peter, was introverter dan de anderen. Ik merkte zijn naar binnen gekeerde blik. Af en toe lispelde hij, het enige zichtbare teken van een innerlijk gesprek. Ik vroeg me af hoe ik met hem in contact kon komen. Toen het teamgesprek kwam, hoorde ik het wijze besluit van mijn collega’s: Peter had al moeizaam een vertrouwensband opgebouwd met een collega-psycholoog op een vorige afdeling. Tegen het beleid van de instelling in, werd besloten dat niet ik, maar mijn collega Peter hem zou blijven volgen op zijn nieuwe afdeling. De man was opgelucht en behield zijn vertrouwen in de instelling.
Wanneer ik met vakantie ga, geef ik aan sommige patiënten het adres van een collega, die hen kan opvangen in die periode. Maar weinigen kloppen elders aan. De reactie is steevast dezelfde: we willen met jou verder. Een vertrouwensband met een patiënt is heel bijzonder. Het voorstel om op een bepaald ogenblik in het zorgtraject met iemand anders te gaan spreken, kan schokkend zijn – een beetje alsof je partner je voorstelt even met iemand anders op te trekken tijdens zijn of haar afwezigheid.
De mens die spreekt, heeft een geschiedenis met de mens die luistert. En zoals de kleine prins van Saint-Exupéry heeft de psycholoog een verantwoordelijkheid jegens de mens die hij of zij (eindelijk) tot spreken heeft verleid. Dat blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek: een van de terugkomende bevindingen van het ‘effectiviteitsonderzoek’ – het onderzoek dat nagaat wat er bij een psychologische behandeling werkt – is dat de band met de psycholoog belangrijker is dan de methode die hij of zij hanteert. De specifieke band is, zeg maar, dé werkzame molecule van de psychologische behandeling. Het zou gek zijn om die stiefmoederlijk te behandelen, en toch gebeurt net dat in ons model voor mentale zorg.
Dat model is op de leest van de medische principes geschoeid, en een van die heilige regels is ‘zorg op maat’: de juiste specialist voor de juiste aandoening. Je laat je tand niet trekken door een nierspecialist. Intuïtief voelt dat juist aan, waardoor het weinig kritisch denken ontlokt. Maar geestelijke gezondheidszorg is géén geneeskunde en voor psychische zorg kan dat principe verwoestend zijn. Je haalt niet zomaar iemand weg van een eerstelijnspsycholoog, met wie een moeizame vertrouwensband werd opgebouwd, omdat het tijd is voor gespecialiseerde zorg. Niet de gespecialiseerde methode garandeert het succes, en al zeker niet wanneer we in de weg daarnaartoe de werkzame molecule ‘vertrouwen’ geschaad hebben. In het kabinet van de psycholoog wordt geen tand getrokken, maar een brug van mens tot mens gesmeed, waarlangs vertrouwen in zichzelf en passie voor het leven wordt doorgegeven.
Psychologen voelen ook zelf dat ze, zoals de kleine prins, niet zomaar de vos mogen laten vallen, zeker wanneer die eerst schuchter was, en moeilijk te verleiden. Een kinderpsychologe vertelde me een klein drama: ze had moeizaam een vertrouwensband met een meisje gesmeed, dat uiteindelijk aan haar gehecht raakte. Maar dat meisje zou voor gespecialiseerde hulp naar een collega doorgestuurd worden. De psychologe was verscheurd tussen haar trouw aan het behandelprincipe en haar ethische gevoel van verplichting jegens dat meisje. Om voorbij die patstelling te raken, was ze snel een bijscholing aan het volgen, in de hoop de fatale datum voor te zijn en zelf de gespecialiseerde hulp te kunnen bieden. Dat lukte niet. Voor het eerst was de psychologe uit haar lood geslagen.
Door het leven gehavende mensen geloven vaak zelf niet sterk in zichzelf, noch in het leven. Wanneer we met zulke mensen werken, voelen we dat er iets scheelt met het principe van het scharnier tussen eerstelijnszorg en gespecialiseerde zorg. Het nieuwe terugbetalingsmodel voor de geestelijke gezondheid schrijft nu voor dat de patiënt bij die overgang van psycholoog moet veranderen (DS 24 september). Toen minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) die hervorming vorige week in De zevende dag verdedigde als een hervorming die er in de eerste plaats was voor hen ‘die de behandeling het meest nodig hebben’, voelde ik een pijnscheut door mijn lichaam trekken. Over die hervorming valt veel te zeggen, maar níét dat ze gericht is op hen die psychische hulp het meest nodig hebben. Het is een model op maat gemaakt voor milde mentale problemen, maar met potentieel schadelijke effecten bij zware problemen.