The Medical Model for Mental Health Care

06.04.2023, Casteels, P., Weekend Knack, Focus, entretien avec A. Bazan en kinderpsychiater B. Singh: “Kinderpsychiater Binu Singh: ‘Spijtig dat er zo veel boeken over opvoeding geschreven worden’”.

Zijn onze kinderjaren allesbepalend voor de rest van ons leven? En doen we als volwassenen niet veel anders dan herbeleven wat toen is misgegaan? Kinderpsychiater Binu Singh en psychoanalytica Ariane Bazan zijn op heel verschillende manieren met die thema’s bezig. Singh publiceerde vorig jaar Van hart tot hart, over het belang van de eerste duizend levensdagen voor kinderen, en als therapeut ziet Bazan in haar praktijk haast iedereen vroeg of laat terugkeren naar zijn kindertijd. Beiden waren onlangs te gast op FAAR, een literair festival in Oostende. Knack bracht ze er samen voor een gesprek.
Hoe meer we te weten komen over onze kinderjaren, hoe toonaangevender ze lijken te zijn voor de rest van ons leven. Dat is wellicht geen gedachte waar mensen gelukkiger van worden.
Ariane Bazan: Natuurlijk is de kindertijd een cruciale periode. We worden als het ware mentaal in elkaar gestoken op een moment dat onze ouders zo goed als allesbepalend zijn. Dat dragen we met ons mee. Maar laten we wel wezen: niemand is gedoemd. Dat zou morbide zijn. U kunt zich niet voorstellen hoeveel mensen pijn en ontbering hebben doorstaan en daarna toch grootse dingen verwezenlijkt hebben.
Binu Singh: Niet alles is verloren na de kindertijd. Het zou van een heel negatief mensbeeld getuigen om zoiets te beweren. De eerste duizend dagen, en eigenlijk de vroege kindertijd tussen nul en zeven jaar, zijn wel heel belangrijk. Hoe vroeger iemand iets meemaakt, hoe schadelijker het is. Laat ik een vergelijking gebruiken. Stel dat een volwassene een glas alcohol drinkt en een foetus krijgt dezelfde hoeveelheid alcohol binnen, dan zal dat voor de foetus veel schadelijker zijn. Hetzelfde geldt voor gebeurtenissen die psychosociale effecten hebben. We moeten ons daar bewust van zijn, en ook van het belang van een goede opvoeding bij het tegengaan van zulke effecten.
k herinner me een grootschalig onderzoek naar de ontwikkeling van veerkracht, een belangrijke voorspeller van geluk en welzijn. Grosso modo vielen de deelnemers op te delen in drie categorieën. Er waren mensen die in hun kindertijd niet veel hadden meegemaakt en goed waren begeleid. Een andere groep had wel iets doorstaan, bijvoorbeeld een vechtscheiding, en had steun gekregen. Mensen uit de derde categorie hadden van alles meegemaakt en geen goede zorg gekregen. Wat bleek? De middengroep had de meeste veerkracht. Dankzij de zorg die ze hadden gekregen, konden ze groeien en leren uit wat ze hadden meegemaakt. Nog opvallender was dat de eerste groep het niet zo veel beter deed dan de laatste. Het verschil tussen mensen die alles meekrijgen en niets meemaken en mensen die niets meekrijgen en alles meemaken was klein.
Bazan: Dat verwondert mij niet.
Dat verwondert mij juist heel erg.
Bazan: Mensen die – tussen aanhalingstekens – alles meekrijgen bereiken niet noodzakelijk het meest. Binu trekt die conclusie uit sociologisch onderzoek, ik spreek op basis van mijn ervaringen als therapeut. Soms word je van je sokken geblazen wanneer je pas op latere leeftijd iets zwaars meemaakt omdat je er niet tegen gewapend bent. Wanneer we opgroeien met de gedachte dat alles ons wel zal toevallen, kan de realiteit onthutsend zijn. Dat raakt ook aan onze identiteit. Wie ben ik nog als ik niet degene ben met wie altijd alles goed gaat?
Singh: Zulke mensen hebben weinig kunnen oefenen, terwijl van hen evengoed wordt verwacht dat ze de wereld aankunnen. Soms maken ze pas als volwassene iets ingrijpends mee. Dan kan het confronterend zijn dat je nog nieuwe vaardigheden moet ontwikkelen om ermee om te gaan.
Bazan: Kinderen of jongeren die opgroeien in moeilijke omstandigheden hebben veel aan iemand die hen de hand reikt, al is het maar één keer. Zo’n eenmalige ontmoeting of gebeurtenis kan een wereld van verschil maken. Een jongeman vertelde me hoe moeilijk hij het had gehad met zijn coming-out. Hij herinnerde zich één leerkracht, die machteloos maar vol medeleven naar hem had geluisterd. Daaruit had hij veel erkenning geput. Het was een bepalende ervaring: hij had ze opgeslagen en kon er vaak naar teruggrijpen. Daarom is het belangrijk tekenen van menselijkheid te tonen. Door één keer iemand de hand te reiken kun je een leven veranderen.
Singh: Jongere kinderen en baby’s hebben herhaling nodig. Hun brein is nog niet voldoende ontwikkeld om zo’n eenmalige ervaring van liefde de plaats te geven die ze verdient, zeker als ze daarnaast veel tekortkomen. De aanwezigheid van een belangrijke derde in hun leven kan wel van grote betekenis zijn. Voor kinderen die thuis mishandeld of misbruikt worden, kan één leraar of buur die er voor hen is een heel positief effect hebben. Iemand die hun angst en verdriet ziet en dat ook uitspreekt, zien ze als een reddingsboei.
Mevrouw Singh, volgens u zijn de eerste levensjaren heel belangrijk voor een kind. Hoe moeilijk is het om ouders bewust te maken van hun verantwoordelijkheid zonder dat ze onder de druk bezwijken?
Singh: Het klopt dat een ouder zich helemaal kan verliezen in de schoonheid van een kind dat tot zijn recht komt. Daarom moeten we mild zijn. Ik heb nooit een pleidooi gehouden voor een perfecte jeugd, als zoiets al bestaat. Ik vind wel dat we ons moeten afvragen of we het goed genoeg doen voor onze kinderen. Dan heb ik het niet alleen over de ouders, maar ook over de samenleving. Zijn er wel voldoende faciliteiten die ervoor zorgen dat ouders het goed genoeg kunnen doen?
Beantwoordt u die vraag maar.
Singh: Puur vanuit het kind bekeken: nee. We doen het niet goed genoeg. Kijk naar de cijfers over geestelijke gezondheid bij kinderen en jongeren, en ook bij volwassenen. We zijn overduidelijk niet in staat om mensen voldoende veerkracht mee te geven. Maar ik wil niet louter pessimistisch zijn. Het is bijvoorbeeld fantastisch dat we dit gesprek hebben, en dat heel veel ouders hiermee bezig zijn. Ouders van vorige generaties dachten dat het volstond dat hun kinderen gehoorzaam waren, wat daar ook voor nodig was. Die tijden zijn gelukkig voorbij. De slinger is zelfs al wat doorgeslagen naar de andere kant. Nu draait alles rond het kind, ouders hangen er als een helikopter boven. Zo maak je van kinderen ook geen veerkrachtige mensen. Ik ken ouders die hun kinderen elke dag laten bepalen wat er ‘s avonds op tafel komt. Om maar te zeggen: we hebben de juiste balans nog niet gevonden.
Ouders hongeren naar kennis over opvoeden, en krijgen van pedagogen vaak tegenstrijdige boodschappen. Dat moet frustrerend zijn.
Singh: Het is spijtig dat er zo veel boeken over opvoeding geschreven worden. Mijn boek is ook geen lijst met tips en tricks voor ouders, want daar geloof ik niet in. Opvoeden zit in onze natuur. Ouders moeten niet het zoveelste boek kopen of nog maar eens een cursus volgen, maar de verbinding met zichzelf terugvinden. Ze zullen dan wel intuïtief aanvoelen wanneer ze hun kindje wakker moeten maken, of wanneer het honger heeft. Zulke ouders merken meteen wanneer een kind hen jent, of huilt omdat het ontredderd is. Jammer genoeg hollen wij onszelf elke dag voorbij, en hebben we niet eens door waar we zelf behoefte aan hebben. Met zulke chaos in ons is het niet eenvoudig om kinderen op te voeden.
Bazan: Moeders zijn heel bang dat ze fouten zullen maken. In de twintigste eeuw werden debatten over opvoeding gedomineerd door invloedrijke boeken, waarin meestal mannen dicteerden wat ouders moesten doen. Een stroming zoals het vroege behaviorisme heeft veel schade aangericht. Dat was een haast gewelddadige visie op opvoeden. Ouders mochten hun kinderen zelfs niet kussen. Opvoeding was altijd al een politiek onderwerp. Ik vind het ook mooi om van Binu te horen dat ouders zich veel vragen stellen. Mensen die zich afvragen of ze het wel goed doen, doen het meestal al goed genoeg.
Opvoeden is nog altijd heel politiek.
Singh: Ja. Zo wordt er vanuit de politiek druk gelegd om ervoor te zorgen dat kinderen zindelijk zijn voor ze 2,5 jaar worden. Waarom? De kindjes moeten naar school en wij willen niet investeren in een onderwijssysteem dat hen op zo’n jonge leeftijd goed genoeg kan begeleiden. Elk kind groeit in zijn eigen tempo op. Dat is altijd zo geweest en daar is niets mis mee. Nu willen we hen zelfs een tempo opleggen dat we in deze ratrace zelf niet meer kunnen volgen.
U laat zich ook heel kritisch uit over de kinderopvang in Vlaanderen. Zou u ouders adviseren hun kinderen naar een opvang te sturen als het niet echt nodig is?
Singh: De kinderopvang wordt onvoldoende kindvriendelijk georganiseerd. Het is nochtans heel belangrijk. It takes a village to raise a child. Ouders zijn helemaal niet gemaakt om kinderen in hun eentje op te voeden. We doen het al eeuwen in groep. Ouders moeten geholpen worden, maar dan wel op een kwaliteitsvolle manier. Helaas is dat blijkbaar niet haalbaar.
Bazan: Ook de opvang van volwassenen is vaak problematisch. Het hele systeem is zelfs op een verkeerde leest geschoeid. Het is te gek voor woorden hoeveel belang er wordt gehecht aan diagnostische categorieën. Enige tijd terug hoorde ik het verhaal van iemand die met zelfmoordgedachten worstelde omdat hij op een ellenlange wachtlijst stond voor gespecialiseerde hulp bij autisme. Dat maakt mij kwaad. Ik ben ervan overtuigd dat een opgeleide psycholoog die persoon kan helpen door gewoon naar hem te luisteren. In mijn praktijk hebben mensen altijd dezelfde twee soorten vragen. ‘Mag ik er zijn?’ ‘Heb ik een plaats in deze wereld?’ ‘Heb ik het recht iets op te eisen?’ Dat is de eerste categorie. ‘En ben ik iemand om van te houden?’ ‘Zal ik ooit een partner tegenkomen?’ ‘Waarom lopen mijn relaties altijd stuk?’ Dat is de tweede categorie. Een clinicus moet naar die vragen luisteren, ongeacht welke beperkingen of tekortkomingen iemand verder heeft.
Voor sommige patiënten is een luisterend oor niet voldoende. Ze hebben behoefte aan gespecialiseerde hulp.
Bazan: Een therapeut kan bezwarend zijn of opluchtend werken. Vertellen we iemand dat die een bepaald mentaal probleem of mentale ‘ziekte’ heeft, dan volgt meestal een vorm van identificatie met alle beperkingen die daarbij horen. ‘Het is normaal dat ik dit en dit niet kan, want ik ben depressief of heb een burn-out of een autismespectrumstoornis’, krijg ik vaak te horen. Ik leg in mijn praktijk zulke diagnoses terzijde, en luister naar het verhaal van de persoon die tegenover me zit. Het idee is niet dat mensen een ziekelijke aard hebben, maar wel dat hun levensverhaal hen tot gedachten en reacties heeft gebracht waar ze nu onder lijden. Wanneer je mensen tot dat inzicht brengt, lucht het op. Maar je geeft hen ook een gevoel van verantwoordelijkheid voor hun eigen leven en dat van hun omgeving
Singh: Ik eindig mijn opleidingen vaak met een naar het Engels vertaalde quote van Carl Gustav Jung: ‘Know all the theories, master all the techniques, but as you touch a human soul be just another human soul.’ Dat geldt ook voor de manier waarop we met kinderen omgaan, maar dat zijn we aan het kwijtraken. Normaal zou onze omgeving ons moeten kunnen opvangen, maar die buffer lijkt er niet meer te zijn. We moeten allemaal zo veel ballen in de lucht houden dat er geen tijd meer over is om naar elkaar te luisteren. Daarom komen mensen ook sneller bij professionele hulpverleners terecht. Veel mensen gaan naar een therapeut omdat ze niet meer kunnen praten met de partner met wie ze slapen, de buur die naast hen woont, de collega met wie ze elke dag samenwerken. Dat klopt niet. Het is goed dat het taboe op psychologische hulp verdwijnt, maar dat mag geen excuus worden om elkaar niet te helpen en geen tijd voor elkaar te maken.
Jullie pleiten voor meer en betere hulp voor ouders. Ik maakte me de omgekeerde, iets cynischere bedenking: zijn er niet vooral veel ouders die beter niet aan kinderen beginnen?
Bazan: Uit redelijkheid begin je er sowieso nooit aan. (hilariteit)
De samenleving legt wel nog altijd druk op heteroseksuele koppels om kinderen te krijgen. Dat is misschien funest.
Bazan: Ik heb zelf geen kinderen en heb die druk nooit ervaren. Er is wel een druk tot normaliteit, maar ik weet niet of kinderen hebben daar nog bij hoort.
Singh: Veel mensen voelen wel een drang om kinderen te maken – een drang om het voortbestaan van onze soort te garanderen, of een drang om iets vervuld te zien worden wat hem of haar zelf niet is gelukt. Het is goed dat we ons daarover vragen beginnen te stellen. Idealiter zouden mensen zich los moeten maken van die twee driften vooraleer ze beslissen kinderen te maken. Hoe mooi zou het zijn als we kinderen naar volwassenheid willen begeleiden omdat we daartoe de ruimte in ons leven en ons hart hebben? We zijn ons daar wel al bewuster van, maar ik denk dat ouders die beslissing vaak nog niet helemaal in vrijheid nemen. Ze voelen dikwijls die tweede drang het hevigst: een leegte in henzelf die ze met kinderen proberen op te vullen. Veel vrouwen hebben ook nog altijd het gevoel dat ze pas een vrouw zijn als ze een kind hebben gebaard.
Bazan: De mens zal altijd onredelijk blijven. Dat zal nooit veranderen. Kiezen voor het leven en kiezen voor kinderen zijn fundamenteel onredelijke keuzes: als je in alle soberheid nadenkt, kun je die keuzes niet redelijk gronden. Daarom is het belangrijk dat we ook onredelijk zijn, anders zou er geen menselijk leven zijn.
Singh: Ben je echt zo pessimistisch? De mensheid heeft toch al veel groei bereikt? Vergelijk onze samenleving eens met die van de middeleeuwen. Ik geloof dat we na verloop van tijd ook anders naar het maken van kinderen zullen kijken.
Bazan: Kiezen voor kinderen zal altijd iets onredelijks blijven, een eigenzinnige keuze. Maar dat geldt voor alles wat we scheppen, of het nu een roman, een werkstuk, een instelling of een kind is. Als we niet deels door eigenzinnigheid gedreven werden, zouden we nooit iets nieuws maken. De eerste pennentrek van een gedicht op een wit blad is altijd eerst een vlek. Het kan volgens mij niet anders, en daarom moeten we minzaam zijn voor die onredelijkheid.
Singh: Sommige mensen zullen altijd destructieve keuzes maken. We komen ze als hulpverleners ook tegen. Ik geloof wel dat er een kritische massa is die in staat is om zulke sprongen te maken in de menselijke evolutie, en dat we over enkele decennia helemaal anders zullen kijken naar het maken van kinderen dan vandaag.

17.01.2023, Engels, T., Knack, «Wachtlijsten psychologische hulp wegwerken? ‘Vaak is gespecialiseerde zorg niet nodig’».

Door psychisch lijden te medicaliseren, riskeer je iemand in zijn lijden vast te zetten, vindt biologe en psychologe Ariane Bazan. ‘Veel problemen waar mensen mee zitten, moeten niet per se door gespecialiseerde psychologen opgevangen worden.’
Faalangst, angststoornissen, burn-out, depressie… het aantal mensen dat psychisch lijdt, neemt zo onrustwekkend toe dat het lijkt alsof we met z’n allen collectief onze draagkracht aan het verliezen zijn. 1,22 miljoen patiënten slikken antidepressiva in België, 37 procent van de Vlaamse werknemers ervaart regelmatig of continu stress, op vijf jaar tijd is het aantal burn-outs en depressies met de helft toegenomen en elke dag zijn er in Vlaanderen drie zelfdodingen.
Nog zorgwekkender is dat niet iedereen altijd onmiddellijk de hulp krijgt die hij of zij nodig heeft. Zo staan vandaag 23.000 Vlaamse jongeren op een wachtlijst en is een dringende opname vaak niet meteen mogelijk.
Perma- en polycrisissen, prestatiedrang, keuzestress, klimaatverdriet, polarisatie en het weinige vertrouwen in overheden… het zijn allemaal argumenten om de mentale malaise te verklaren. Maar dat ze kenmerkend zijn voor de huidige dolgedraaide, complexe wereld gelooft hoogleraar klinische psychologie (ULB/Université de Lorraine) en biologe, Ariane Bazan, niet.
‘Ontreddering is van alle tijden. De wereldgeschiedenis is een aaneenschakeling van bijzonder gewelddadige toestanden. Er is nu meer geweld omdat we met meer mensen zijn, maar het menselijke onbehagen is eigenlijk vrij universeel. Vaak draait het om hetzelfde: de liefdesvraag en de zijns-vraag.
Al sinds de tijd van Sophocles vragen we ons af wat het is om mens te zijn. De menselijke conditie is een moeilijke conditie en dat zal altijd zo zijn. Soms lukken de dingen gewoon niet. Het zijn die moeilijkheden die de mens al sinds zijn bestaan uitdagen tot inventiviteit.’
Toch swingen de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg vandaag de pan uit. Hoe verklaart u dat?
Bazan: Dat heeft eerder te maken met de manier waarop de psychologische hulpverlening georganiseerd is. Om het wat cru te stellen: de geestelijke gezondheidszorg stevent af op een faillissement.
Tot de jaren tachtig was de psychologie ingebed in een menswetenschappelijke visie waarin de hegemonie van de psychoanalyse groot was. Maar de slinger is ondertussen wel heel erg doorgeslagen naar een hegemonie van een expliciet en algemene biomedische benadering van mentale gezondheid. Elke hegemonie brengt geweld met zich mee.
Algeheel gezond verstand en onverdeeld goede wil zijn niet des mensen.
Dat de neurowetenschappen op termijn alle defecten kunnen repareren, is een illusie gebleken?
Bazan: We zullen nooit zonder ‘defecten’ zijn: algeheel gezond verstand en onverdeeld goede wil zijn niet des mensen. Bovendien is psychologie geen geneeskunde. Het klinkt in deze tijden misschien raar, maar de geest is niet het lichaam. Er gelden andere wetten voor de geest.
Geneeskunde lijkt inderdaad het best te functioneren als men de zaken in verschillende disciplines opdeelt: interne geneeskunde, dermatologie, gynaecologie, neus-, keel- en oorziekten… Zij die de holistische aanpak aanhangen, zullen dat eerder als een nadeel bestempelen, maar eigenlijk werkt zo’n systeem goed.
Ook het opdelen van levensfases, van kindergeneeskunde tot gerontologie, is nuttig. In de medische wetenschappen is een diagnose ook absoluut onontbeerlijk voor je aan een behandelingstraject begint. Je moet weten wat je behandelt. Maar al die punten gelden niet voor de geest.
Diezelfde conditionering werkt bijvoorbeeld in de psychologie voor een groot deel contraproductief: een slaapprobleem vloeit makkelijk over in een eetprobleem of een seksueel probleem, of omgekeerd. En als je specialistisch gaat behandelen, riskeer je de patiënt met zijn symptoom te laten samenvallen en het lijden vast te zetten.
Geven we te veel aandacht aan labels en diagnoses als “burn-out”, “faalangst”, “autisme’…?
Bazan: Het diagnostische aspect is voor mij minder belangrijk. Een diagnose is een werkhypothese voor de zorgverlener, maar speelt niet zo’n grote rol in de communicatie met de patiënt. Die diagnose kan trouwens veranderen gedurende het traject dat je met de patiënt aflegt.
Bovendien komen en gaan diagnosewoorden zoals modes. Niemand spreekt nog over de neurasthenie van de jaren 60, of over de railway-spine, een soort van posttraumatisch syndroom toen het treinreizen in de 19e eeuw opkwam.
Nu kennen we burn-out, hoogsensitiviteit, hoogbegaafdheid. Om die reden zou ik die diagnoses ook eerder als sociale diagnoses bestempelen.
Patiënten hunkeren nochtans naar een diagnose. Het geeft hen een houvast.
Bazan: Ik begrijp dat een diagnose een stabiliserend effect heeft en zo bijvoorbeeld kan bijdragen in het vinden van lotgenotenorganisaties. Als psychologe heb ik daar niet veel op te zeggen. De manier waarop mensen zich in een profiel en in anderen herkennen, is eigenlijk sociologie en geen psychologie.
Een clinicus kan in iemand misschien een “burn-out” herkennen, maar een persoon met dezelfde symptomen krijgt misschien het label “autisme”. En omgekeerd: mensen met een “diagnose” burn-out kunnen onderling toch nog heel sterk psychisch verschillen.
Voor sommigen zal burn-out als een heel krachtige identiteit functioneren, voor anderen zal het een tijdelijke passage zijn. Voor sommigen zal blijken dat een voorafgaand verhaal van trauma de burn-out mee heeft uitgelokt, voor anderen merken we dat er ter hoogte van het bedrijf een managementsprobleem is.
Veel “diagnoses” zijn herkenningspunten voor mensen, hebben een belangrijke sociale functie, maar zeggen eigenlijk niet zoveel over het onderliggend psychisch functioneren. Psychologen interesseren zich voor dat psychische niveau. En weet je wat zo paradoxaal is op dat intieme niveau? Er zijn zoveel etiketten, maar we worstelen allemaal met dezelfde problemen: de liefde, verkeerd gelopen vriendschappen, het niet geaccepteerd worden, eenzaamheid, verwerping, aan de kant gezet zijn, gepest worden, een foute partner, gebrek aan verbinding…
Of existentiële vragen als “wat doe ik hier op deze wereld?”, “wat is de zin van mijn bestaan?”… De hele wereldliteratuur is al in mijn praktijk gepasseerd.
Het is tegenwoordig moeilijk om niet ook autistisch te zijn.
Iemand met autisme heeft toch andere noden dan iemand die eenzaam is?
Bazan: Er bestaan inderdaad structurele vormen van autisme. Voor zwaardere gevallen is gespecialiseerde hulp belangrijk. Maar het Autisme Spectrum Syndroom is zo breed. Zelfs heel wat eigenschappen van de menselijke conditie vallen binnen dat spectrum: het is tegenwoordig moeilijk om niet ook autistisch te zijn.
De vaagheid van de mentale diagnoses vind je zelfs op het niveau van de genen terug. Voor de weinige genmutaties die in verband kunnen worden gebracht met psychopathologie is de correlatie niet éénduidig. Dezelfde mutatie kan in verband staan met depressie, maar ook met bipolariteit, autisme of schizofrenie.
Het is misschien wat controversieel en veel van mijn collega’s zullen het er niet mee eens zijn, maar een heleboel problemen die onoplosbaar lijken, kunnen worden opgevangen door psychologen die op een eerlijke, intelligente en geïnformeerde manier mee nadenken over de problemen die de patiënt komt vertellen. Psychologen moeten opgeleid zijn om met alles om te kunnen, zelfs als het om structureel autisme gaat.
Eén therapeut die onvoorwaardelijk vertrouwen schenkt, volstaat vaak om de situatie ten goede te doen keren. Die therapeut moet er zich wel toe verbinden dit in de tijd vol te houden. Veelal is gespecialiseerde hulp daarna niet meer nodig.
Moeten de centra voor gespecialiseerde psychologische zorg dan op de schop?
Bazan: Overal zouden er laagdrempelige centra voor geestelijke gezondheidszorg moeten komen volgens het principe van de structurele onvoorwaardelijkheid. Centra waar mensen heel makkelijk en snel kunnen binnenspringen, eventueel anoniem. Met niet-gespecialiseerde klinische psychologen die kennis hebben over het mens-zijn.
Veel problemen waar mensen mee zitten, moeten niet per se door gespecialiseerde psychologen opgevangen worden. Als er in vertrouwen en met geduld en soepelheid naar mensen kan worden geluisterd, zonder te streven naar een bepaald eindresultaat, geeft dat meestal al voldoende houvast aan patiënten om met zichzelf aan de slag te gaan.
Ik snap dat momenteel door collega’s het idee geopperd wordt om therapeutische trajecten niet langer te laten aanslepen dan nodig om de wachtlijsten in te korten. Maar als je morrelt aan de onvoorwaardelijkheid van de hulpverlening, wordt het systeem kwetsbaar.
Patiënten met acute problemen mogen bij mij elke dag op consult komen, ook al is dat in specifieke gevallen soms maar voor een tiental minuten. In zo’n geval betalen ze voor één sessie. De rest van de week komen ze gratis.
U meent dat de psychologie zelf nog te veel met zichzelf worstelt. Ze zit volop in haar puberteit en gaat te vaak om met foute vrienden. Wat bedoelt u?
Bazan: Psychologie is een jonge, immature wetenschap die pas in de 19e eeuw als wetenschappelijke discipline is ontwikkeld. Ze heeft zich nog niet verzekerd van haar recht op bestaan als autonome wetenschap. We beschikken over veel minder geschiedenis en autoriteit waarop we ons kunnen stoelen dan de geneeskunde, zoals bijvoorbeeld een eed van Hippocrates.
We hebben heel lang aangeleund bij het biomedisch model, maar dat begint op zijn fundamenten daveren. We dachten dat we met de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, nvdr.) een lineair pathologisch model zouden kunnen opbouwen. Dat zal wellicht niet lukken.
Tegenwoordig zien we het sociale model opduiken. Psychische pijnen zijn sociale pijnen geworden: burn-out, angst, identitair lijden, zijn wie je bent… De psychologie schurkt vandaag tegen beide modellen aan omdat haar eigen identiteit fragiel is.
Ik vind dat we soms te weinig beroepseer vertonen en medewerking verlenen aan twijfelachtige zaken. Denk maar aan euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. Dat is wraakroepend. Psychisch lijden is geen medisch domein.
In een ideale wereld zouden we de geestelijke gezondheidszorg from scratch moeten herdenken.
Hoe ziet u de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg?
Bazan: In een ideale wereld zouden we het hele systeem from scratch moeten herdenken. Maar dat is in de huidige omstandigheden onmogelijk. De opleiding zou opnieuw wat meer aandacht mogen besteden aan het menswetenschappelijke model. De interdisciplinaire dialoog is essentieel, maar het eenzijdig opgaan in het biomedische is problematisch. Vandaag dragen we daar de gevolgen van.
Tegelijk is het van belang dat we met de geneeskunde samenwerken. Als goede vrienden, niet als ondergeschikten. Psychologie zit op het snijvlak van de menswetenschappen en de exacte wetenschappen. Dat maakt het net zo boeiend.

Iemand heeft een citaat uit dat interview ingekaderd:

08.01.2018 Engels, T. « Ariane Bazan_ ‘We hebben nood aan een meer menselijke visie op de geestelijke gezondheid.’, Knack online.

Bazan, A. Mentale gezondheidszorg is geen geneeskunde, Knack online, 29.06.2016

Bazan, A. (2013). Een ziel laat zich niet als een lijf versnijden. Over de gevolgen van het medisch model voor de mentale gezondheidszorg. In: I. Devisch (ed), Ziek van gezondheid. Voor elk probleem een pil?. Antwerp, Amsterdam: De Bezige Bij, pp. 121-148.

Ziek van gezondheid
Ignaas Devisch en anderen
 
cover

 “Vroeger stonden magazines vol met advertenties voor sigaretten, nu zijn het medicijnen.”,  A.M. Homes

Medicijnen zijn er om ziektes te bestrijden. Betekent de vaststelling dat we met z’n allen meer medicijnen nemen dan dat we vaker ziek zijn? En ook het aantal mogelijke ‘ziektes’ of stoornissen neemt sterk toe. Dat stemt tot ongerustheid, want in onze wereld is gezondheid de norm. Om normaal te zijn moet je gezond zijn en streven naar verbetering. We zijn nooit fit of slank genoeg en onze voeding moet en kan altijd beter. Overheden en ziekteverzekeraars spelen daar in ieder geval gretig op in. Ze sporen ons enthousiast aan gezonder te eten en meer te bewegen, en ze straffen ons financieel wanneer we niet aan de gezondheidsnorm voldoen.

In Ziek van gezondheid wordt een onthullend beeld geschetst van een samenleving waarin medicalisering de spuigaten uitloopt. Uiteraard werkt onze tijd een aantal grote gezondheidsproblemen in de hand. Maar we belijden gezondheid als een orthodox geloof en beschouwen steeds meer aspecten van ons leven als een medische kwestie. We worden stilaan ziek van gezondheid.

Jan Van Duppen: “Tegenover een vraatzuchtige medicalisering moet ge­neeskunde omgevormd worden tot een wetenschap van goede zorg: behandel zieken en laat gezonden met rust, be­geleid mensen die hun leven als afgerond zien met waar­dige zorg en respecteer hun wensen. En toch wordt de medicalisering van het dagelijkse leven nog altijd in alle populaire media als een succesverhaal ge­presenteerd. Terwijl de Franse schrijver Jules Romains al in 1923 met zijn schitterende komedie Knock ou le triomphe de la médecine onthulde hoe de energieke en hoogopgeleide Dr. Knock een hele dorpsgemeenschap preventief ziek maat aan angsten die hun tot dan door de oude huisarts, die zieken behandelde en gezonden met rust liet, bespaard waren gebleven. Humor en gezond verstand werken als krachtig tegen­ gif. Om dat te kunnen onderbouwen, om kritisch weer­ werk te kunnen bieden, hebben de auteurs van dit boek elk op hun terrein onderzoek gedaan naar die medicalisering en de invloed ervan op onze samenleving. Hun bevindin­gen kunnen de lezer bijlichten op het marktplein van echte en vermeende zorg.”

De schrijvers zijn Laura Batstra, Ariane Bazan, Ignaas Devisch, Jan Van Duppen, Ine Van Hoyweghen, Donald van Tol, en Paul Verhaeghe. Zij belichten medicalisering ieder vanuit hun eigen perspectief: de geneeskunde, de psychologie, de sociologie ….
 
Indien u meer informatie, een drukproef, recensie-exemplaar of een interview met één van de auteurs wenst, kan u contact opnemen met : Chris Boudewijns (chris.boudewijns@wpg.be) en/of Michèle Meermans (michele.meermans@wpg.be).
 
 
Zie ook: Knack 25.09.2013: De medicalisering van de samenleving. “Je vraagt je af of we nog wel emoties mogen hebben”
 
 
 
 
 

INHOUD

Jan Van Duppen en Sanne Hiemstra        Voorwoord  7

Ignaas Devisch   Proloog  15

1 — Paul Verhaeghe  Medicalisering van psychosociale problemen: een verdoken vorm van disciplinering  27

2 — Ine Van Hoyweghen  Gezondheid als greencard voor een verzekering  53

3 — Donald van Tol  De Dokter en de Dood. Over de medicalisering van het zelfgewilde levenseinde  75

4 — Ignaas Devisch  Zorg, loop, kies, slik, werk en overdonder. Over de keerzijde van onze gezondheidspolitiek 101

5 — Ariane Bazan  Een ziel laat zich niet als een lijf versnijden. Over de gevolgen van het medische model voor de mentale gezondheidszorg  121

Laura Batstra  Epiloog  149

 

MALADE DE SANTÉ: LES EFFETS DE LA SANTÉ A OUTRANCE

Quelques mots en Français sur ce livre en Néerlandais, dont le titre traduit est: “Malade de santé. A chaque problème sa pilule?”, paru dans Ac’ULB le 23.09.2013

Chercheuse en psychologie clinique et professeur à l’ULB, Ariane Bazan signe un chapitre du nouveau livre “Ziek van gezondheid”, dont le titre se traduit en français par “Malade de santé. A chaque problème sa pilule?”.

Dans ce livre, le professeur de philosophie de l’Université de Gand, Ignaas Devisch, a réuni une palette d’auteurs qui se proposent de dénoncer les effets paradoxaux qu’une société de la santé à outrance peut engendrer: non seulement les normes de santé et de bonne forme induisent un sentiment continu d’insuffisance et une anxiété soutenue de la maladie mais elles incitent aussi à une surconsommation de précautions médicales – à un tel point que les préoccupations concernant la santé nous rendent malades.

Ariane Bazan signe un chapitre sur la santé mentale, intitulé “Une âme ne se découpe pas comme on découpe un corps. A propos des conséquences du modèle médical pour le secteur de la santé mentale”. Elle montre comment l’application du modèle médical, avec le découpage du problème et la spécialisation du traitement qui s’en suit, tend structurellement à installer la psychopathologie, plutôt qu’à la résoudre. De plus, l’utilisation de labels diagnostics à la mode (par exemple burn-out, borderline etc.), en particulier dans des campagnes d’information ou de prévention, peuvent provoquer l’effet inverse à celui obtenu dans les campagnes pour les maladies somatiques, c’est à dire qu’elles peuvent contribuer à engendrer des épidémies plutôt qu’à les prévenir, quand un grand nombre de gens trouvent dans ces nouveaux termes un appui pour exprimer leur détresse.

Leave a Reply

Your email address will not be published.